27 oktober 2013 door Annet Heijerman

Alles over tics

Ieder kind maakt wel eens gekke geluidjes of gekke bewegingen. Maar wat als het steeds terugkomt, de hele dag door, dag in dag uit? Hoort dat ook nog bij normaal kindergedrag? En hoe kun je er het beste op reageren?

Tics zijn bewegingen of geluidjes die steeds herhaald worden. Sommige kinderen knipperen extreem met hun ogen, andere trekken grimassen met hun gezicht, of schrapen voortdurend hun keel, of hebben een terugkerend kuchje. Ze doen dat onopzettelijk, maar ze hebben wel het gevoel dat ze het 'moeten' doen. Ze geven toe aan een soort drang of prikkel.

Tics komen plotseling op, zijn snel, niet ritmisch, en onvoorspelbaar. Er is vaak een golfbeweging te zien in het aantal tics en de hevigheid ervan: in sommige periodes zijn de tics veel meer aanwezig dan in andere periodes, en soms lijken ze zelfs verdwenen.

Hoe erg zijn tics?

Het is lang niet altijd erg als je kind een tic heeft. Tussen de 10 en 20% van de schoolgaande kinderen heeft wel eens een tic. Meestal verdwijnen tics weer vanzelf.

Bij een kleinere groep kinderen, ongeveer 3 tot 4%, zijn de tics hardnekkiger en blijven ze langer bestaan. Deze kinderen maken vaak alleen bewegings-tics of alleen geluids-tics. Dit wordt een (chronische) tic-stoornis genoemd. Ook dat is niet altijd een probleem. Als de tics mild zijn, en niet echt storend zijn voor het kind of de omgeving, is er weinig aan de hand.

Ongeveer 1% van de kinderen heeft zowel bewegings-tics als geluids-tics, die elkaar vaak afwisselen. Meestal is er dan - naast die verzameling van tics - ook een mix te zien van andere klachten die vaak met tics samengaan, zoals kenmerken van ADHD of dwang (dwangmatig dingen aanraken, tellen, of ordenen, etc.) Deze tic-stoornis wordt het syndroom van Gilles de la Tourette of kortweg 'Tourette' genoemd. Sommige ouders schrikken daarvan, omdat het in de media vaak wordt uitgelegd als vloeken en schelden. Toch is dwangmatig vloeken maar een van de vele mogelijke tics en het komt maar weinig voor. Ook bij Tourette zijn de tics niet altijd storend.

Bij 80% van de kinderen met een tic-stoornis nemen de tics na de puberteit sterk af. Maar bij een deel van de kinderen kunnen tics en andere klachten wel degelijk invloed hebben op hun functioneren. Mogelijke klachten zijn dan bijvoorbeeld:

  • pijn;
  • concentratieproblemen;
  • leerproblemen;
  • problemen in de omgang met anderen, zoals pest-problemen.

Bij een kind dat wordt gepest (vanwege zijn tics), kan het zelfvertrouwen gemakkelijk gaan wankelen.

Wat kun je doen?

Als ouder kun je veel doen om het je kind wat makkelijker te maken. De belangrijkste tips:

  • maak het onderwerp niet beladen. Leg uit dat je kind er niets aan kan doen en dat het iets is wat bij hem hoort;
  • zorg dat je kind zijn tics thuis kan laten gaan;
  • probeer de tics zoveel mogelijk te negeren, en vraag niet steeds of je kind ermee kan stoppen;
  • maak goede afspraken met broertjes en zusjes als de tics hen storen. Laat ze bijvoorbeeld hun huiswerk op hun eigen kamer maken, of een koptelefoon opzetten;
  • ga je eigen weg in de opvoeding. Laat traditionele opvoedmethoden los. Die kunnen bij kinderen met tics vaak veel gevoelens van onmacht en frustratie geven. Zo werken beloningssystemen niet bij tics of dwangverschijnselen;
  • ontwikkel een vooruitziende blik waarmee je moeilijke situaties voor kunt zijn.

Gedragstherapie en medicatie

Als tics en andere klachten de ontwikkeling van je kind écht in de weg zitten, en het dagelijks functioneren ernstig belemmeren, is het goed om hulp in te schakelen. In Nederland zijn er diverse gespecialiseerde instanties (waaronder tic-poli’s), waar deskundigheid is op het gebied van tics en klachten die hier vaak mee samengaan.

Houd er rekening mee dat huisartsen, schoolpsychologen en andere hulpverleners de tics lang niet altijd (eigenlijk: bijna nooit) herkennen. Vaak blijven tics in de spreekkamer namelijk vanzelf achterwege, of worden ze aangezien voor nervositeit of kenmerken van ADHD.

Sommige kinderen krijgen medicatie voorgeschreven. Maar helaas geven de meeste medicijnen bijwerkingen, zoals sufheid of gewichtstoename. Vandaar dat meestal eerder gekozen wordt voor gedragstherapie.

Bij gedragstherapie kan je kind oefenen in het inhouden van de tics of ze leren ombuigen in een andere beweging die niet met de tics kan samengaan. Een kind dat steeds met een arm zwaait, kan bijvoorbeeld leren om zijn armen over elkaar te doen als hij de tic voelt aankomen. Deze therapie is vrij intensief maar de effecten zijn meestal blijvend.

Dat het mogelijk is om tics te leren beheersen met gedragstherapie betekent overigens niet dat dit bij iedereen even goed lukt of dat de tics altijd allemaal verdwijnen. Ook kan niet van een kind worden verwacht dat hij dit op zijn eigen houtje kan leren. Het inhouden van tics is heel moeilijk en lukt vaak maar tijdelijk.

Wat vertel je de leerkracht?

Tics zijn vaak minder zichtbaar op school. Door afleiding, of door het inhouden van tics in de klas, herkennen leerkrachten de beschrijvingen van ouders vaak niet. Toch is het goed om de leerkracht in te lichten als een kind veel last van tics heeft.

  • leg uit dat het om onopzettelijk (onwillekeurig) gedrag gaat, en dat je dus niet zomaar kunt vragen om ermee op te houden. Het gaat gewoon vanzelf;
  • vraag of de leerkracht regelmatig een gesprekje met je kind kan voeren. Het ene kind met tics is het andere niet. De leerkracht kan dan bepalen waar je kind tegenaan loopt en waar het behoefte aan heeft;
  • vraag of je kind af en toe de klas uit mag als het veel onrust voelt. Een loopje naar de wc kan al helpen om even wat energie en spanning kwijt te raken;
  • bij storende tics, dwanghandelingen of concentratieproblemen kan een aparte toetsruimte of extra tijd nodig zijn. Voor sommige kinderen is dit zeker geen overbodige luxe;
  • wordt je kind gepest met zijn tics, suggereer dan een spreekbeurt of een voorlichtingsfilmpje in de klas.

Meer informatie