14 juni 2002 door Jeroen Aarssen

In welke taal moet ik mijn kinderen leren klokkijken en rekenen? (5 en 3)

Mijn kinderen van 5 en 3 zijn volledig tweetalig: Italiaans en Nederlands. Tot nu toe merk ik dat dat op geen enkel gebied van hun taalgebruik tot problemen leidt, integendeel: in vergelijking tot hun leeftijdsgenootjes getuigen ze van een grote taalvaardigheid. Mijn vraag richt zich dan ook op de nabije toekomst, nu de oudste naar de lagere school gaat, en zal leren rekenen en klokkijken.

Onlangs las ik ergens dat bij vaardigheden van een volstrekt andere aard dan praten, luisteren, lezen en schrijven, de taalsegmenten in de hersenen ook blijken te worden aangesproken. Met name zou het dan gaan om rekenen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld schatten.

Mijn eigen ervaring is inderdaad dat wanneer ik in mijn tweede (enkele jaren geleden aangeleerde) taal een bedrag wil schatten, ik daartoe niet vertaal naar het Nederlands. Wanneer ik daarentegen een rekensom maak, reken ik in gedachten in het Nederlands.

Een vergelijkbaar probleem speelt met tijden. In het nederlands spreek je over 'half vier', in mijn tweede taal (Italiaans) over 'drie en een half'. Sinds ik ook in het Italiaans denk, vergis ik me regelmatig in het afgesproken tijdstip, omdat ik niet meer weet in welke taal ik de informatie over de tijd heb opgeslagen! Een heel curieus probleem.

Mijn vraag luidt nu: zullen mijn kinderen hier ook problemen mee krijgen? Zullen zij bijvoorbeeld meer moeite krijgen met leren rekenen als ik ze thuis daarmee in het Nederlands help? En kun je ze bijvoorbeeld beter eerst in het Italiaans leren klokkijken (zodat ze in hun omgeving die vaardigheid 'tijdig' beheersen), en later pas aandacht schenken aan de Nederlandse manier van zeggen? Of geldt ook bij deze vaardigheden wat bij de gewone taalvaardigheid geldt: alles tegelijk leren werkt het beste, als het maar duidelijk is welke taal bij welke mensen hoort?

Antwoord

Tweetalige kinderen die – zoals die van u – beide talen heel goed beheersen, zullen er uiteindelijk geen grote moeite mee hebben om de juiste tijd te zeggen, maar het is waarschijnlijk verstandiger om ze dit eerst in het Italiaans te laten aanleren. Hieronder zal ik uitleggen waarom.

Metalinguïstisch bewustzijn

Tweetalige kinderen die heel vaardig zijn in hun beide talen, hebben over het algemeen een voordeel boven eentalige kinderen: ze zijn sneller (dat wil zeggen op jongere leeftijd) in staat om na te denken over hoe taalsystemen in elkaar zitten.

Omdat ze van jongs af aan opgroeien met twee talen, hebben ze betrekkelijk vroeg door dat het systeem in de ene taal afwijkt van dat in de andere. Dit wordt het metalinguïstisch bewustzijn genoemd.

Tweetalige kinderen bij wie het metalinguïstisch bewustzijn ver ontwikkeld is, zijn weliswaar niet in staat om de verschillen tussen talen te
verklaren, maar ze ontwikkelen wel het inzicht dat een woord bestaat uit klanken, dat een zin bestaat uit woorden, en dat bijvoorbeeld de woordvolgorde in de ene taal verschilt van die in de andere.

Kabouter en reus

Een veel gebruikte vraag om het metalinguïstisch bewustzijn te testen is: "Welk woordje is langer: kabouter of reus?" Pas als kinderen beseffen dat een woord is opgebouwd uit klanken of uit letters, kunnen ze beredeneren dat 'kabouter' langer is dan 'reus'. Dit soort inzicht heeft een kind bijvoorbeeld nodig om te kunnen beginnen met lezen en schrijven.

Zo ongeveer tussen het vijfde en zesde jaar beginnen kinderen metalinguïstisch bewust te worden. Dat is ook niet helemaal toevallig bijna dezelfde leeftijd waarop tweetalige kinderen het kluwen van hun twee talen gaan ontwarren.

Voor elk denkbaar setje van talen bestaan er "moeilijke gevallen": dingen die je in de ene taal nét iets anders zegt dan in de andere. Die gevallen blijven vaak het langst fout gaan.

Klokkijken

Neem uw voorbeeld met het klokkijken. Het probleem zit 'm niet in het klokkijken zelf: u weet heus wel dat als de grote wijzer op de zes en de kleine tussen de drie en de vier staat, het in het Nederlands "half vier" heet en in het Italiaans "drie en een half". U weet exact hoe laat het is, maar toch heeft u moeite om het juist te zeggen. Het Nederlands en het Italiaans gebruiken een nét iets andere uitdrukking.

Tellen

Hetzelfde geldt voor de manier van tellen boven de 20. In het Nederlands zeg je voor het getal "23" drie-en-twintig, maar in veel andere talen is het twintig-drie. Dat maakt het weliswaar een lastige, maar zeker niet onmogelijke opgave om het juiste getal in de juiste taal te noemen.

Rekenen

Met rekenen ligt het iets anders: als je eenmaal hebt geleerd sommetjes te maken in één taal dan kun je dat ook in een tweede taal. Toch blijkt uit onderzoek dat mensen voor het uitrekenen de taal gebruiken die ze het beste spreken.

In dit geval: italiaans

Uiteindelijk zal een "gebalanceerd tweetalige", die beide taalsystemen uit elkaar kan houden én beide talen uitstekend beheerst, geen problemen hebben met dingen als klokkijken en rekenen.

Maar: als het gaat om kinderen die nog niet volledig beide taalsystemen uit elkaar kunnen houden en dit soort vaardigheden nog moeten aanleren, zou ik u aanraden om dat in één taal te doen. Het ligt dan voor de hand dat dat op school, dus in het Italiaans, gebeurt.

Succes!