Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
29 september 2006 door Ellen Gerrits
Opeens willen alle politieke partijen een taaltoets voor peuters. Prima. Maar waarom nu dit plan, terwijl de bestaande screening juist werd wegbezuinigd?
In februari van dit jaar werden de resultaten bekend van een onderzoek naar het effect van een toets op taalontwikkeling. Het blijkt te helpen om taalachterstanden vroegtijdig te ontdekken. Daarom zouden consultatiebureaus alle peuters moeten gaan testen. Minister van der Hoeven (Onderwijs) staat er helemaal achter. Staatssecretaris Ross (Sociale zaken) wil eerst laten uitzoeken welke methode de beste is.
Op zich vind ik dit een prima ontwikkeling, al is hij wel heel opmerkelijk. Zo'n taaltoets bestond namelijk al, maar hij werd keihard wegbezuinigd. Het ziet ernaar uit dat de bewindslieden nu terugkeren op hun schreden, omdat gebleken is dat er geld te verdienen valt met zo'n vroegtijdige screening. Mijn eigen argument om de screening in ere te herstellen is dat het gewoon goed is voor de kinderen zelf. Hieronder zal ik uitleggen waarom.
Tussen 1995 en 2003 onderzochten het Erasmus Medisch Centrum (EMC) en de Nederlandse Stichting van het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK), ruim tienduizend kinderen in Limburg, Den Haag en Tilburg. De kinderen werden op 2-jarige leeftijd gescreend op taalstoornissen.
Indien nodig volgde er meteen een behandeling door een logopedist of een KNO-arts. Zo konden jaarlijks 2500 kinderen in het regulier onderwijs blijven, die anders in het speciaal onderwijs terecht zouden zijn gekomen.
Volgens de onderzoekers kost het screenen van peuters op taalstoornissen ongeveer 2 miljoen euro per jaar. Met die investering zou een besparing van 5 miljoen euro per jaar op het speciaal onderwijs mogelijk zijn.
In de berichtgeving over het onderzoek werden vooral de besparingen benadrukt. Maar mijns inziens zou het toch in de eerste plaats moeten gaan om het welbevinden van het kind en het daaraan verbonden maatschappelijk belang.
Hoe is de gang van zaken op dit moment? Meestal zijn het de zorgen van de ouders die leiden tot een verwijzing voor taalonderzoek. Dat betekent dat er op dit moment sprake is van selectieve verwijzing. Alleen de kinderen waarvan de ouders zich zorgen maken, zullen nader onderzocht worden. Dat is een onwenselijke situatie, omdat niet elke ouder wéét hoe de gemiddelde taalontwikkeling eruit ziet.
Het onderzoek van het EMC en de NSDSK bevestigt dit beeld. Er werden 40% meer kinderen geïdentificeerd met een taalontwikkelingsstoornis in de gescreende groep dan in de controlegroep zonder screening.
Invoering van een landelijke screening zal dit probleem oplossen en daarom kan ik dit alleen maar toejuichen. De plannen van Ross en de samenwerking met Van der Hoeven (zorg en onderwijs eindelijk bij elkaar!) lijken hieraan positief bij te dragen.
Staatssecretaris Ross (VWS) en minister Van der Hoeven (OCW) zijn enthousiast over de resultaten van het onderzoek en vinden een vroege taalscreening belangrijk. Taalscreening van peuters is echter niet nieuw. De taalscreening van kinderen op peuterspeelzalen en in groep 1 of 2 werd al jaren georganiseerd door logopedisten van de GGD.
Die collectieve taalscreening is echter gestopt. En Ross wéét dat steeds meer gemeenten na juni 2003 hebben besloten om preventieve logopedie te schrappen. Dit gebeurde namelijk naar aanleiding van nieuw beleid van hetzelfde ministerie van VWS dat nu taalscreening zo belangrijk vindt.
Volgens VWS kon de taalscreening net zo goed uitgevoerd worden tijdens het spreekuur van de jeugdarts. En prompt werd er bezuinigd op de GGD-logopedie. Daarmee werden de jeugdartsen echter opgezadeld met een groot probleem. Of eigenlijk vier.
Het huidige VWS-beleid, waarbij het onderzoek uitgevoerd moet worden door de jeugdarts, behelst minstens vier problemen:
Soms kan aan GGD-logopedisten nog wel gevraagd worden om een kind te screenen. Maar dat is opnieuw een selectieve verwijzing, met de eerder genoemde nadelen.
Ik begrijp eerlijk gezegd niet dat de staatssecretaris nu pleit voor vroege screening voor alle peuters, en niets doet om de bezuinigingen terug te draaien. Ook begrijp ik niet dat ze eerst nog weer aanvullend onderzoek wil laten doen, terwijl er haast geboden is. De huidige situatie is namelijk echt ernstig.
Taalontwikkelingsstoornissen komen relatief vaak voor. In Goorhuis-Brouwer (2005) vinden we bijvoorbeeld de volgende cijfers:
Problemen in de spraak- en taalontwikkeling hebben ernstige gevolgen voor het kind en zijn omgeving. Er kunnen bijvoorbeeld misverstanden ontstaan in de communicatie tussen ouder en kind, wat kan leiden tot frustratie bij het kind. Die frustraties worden soms vertaald in agressief of juist teruggetrokken gedrag. Wanneer er niets gebeurt, kan een taalontwikkelingsstoornis leiden tot een gedragsstoornis en sociaal-emotionele problemen.
Ook kunnen er negatieve gevolgen ontstaan voor de schoolloopbaan. Er is immers een sterke relatie tussen taalvaardigheid enerzijds en het leren lezen en spellen anderzijds. Kinderen met een taalstoornis hebben vaak ook lees- en spellingproblemen. Daarnaast is het onderwijs sterk gericht op verbaal leren, waardoor taalproblemen een leerachterstand kunnen veroorzaken.
Ook op de lange termijn kunnen kinderen met een taalontwikkelingsstoornis nog hinder hebben van hardnekkige taalproblemen. Uit een follow-up studie blijkt dat er op 30-jarige leeftijd vaker sprake was van taalproductieproblemen, leesproblemen, werkloosheid, psychiatrische stoornissen, en problemen met het onderhouden van vriendschappen en liefdesrelaties (Clegg e.a., 2005).
Uit het onderzoek van het EMC en de NSDSK blijkt dat vroege interventie bij taalontwikkelingsstoornissen echt helpt. Er werden 30% minder kinderen verwezen naar het speciaal basisonderwijs.
Verschillende studies naar het effect van taaltherapie vermelden dat dit resulteert in een vooruitgang van de taalvaardigheid en daarnaast ook in betere sociale vaardigheden, meer zelfvertrouwen en beter speelgedrag (Law e.a., 2005; Nelson e.a., 2006).
Een belangrijke voorspeller voor succes van taalinterventie is de leeftijd van het kind: de beste resultaten worden behaald als de therapie vóór het 4e levensjaar begint, tijdens de 'sensitieve periode' van de taalverwerving. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de taalvaardigheid van het kind op niveau is wanneer het start in groep 1. Taalscreening bij kleuters is dus veel te laat!
Taalscreening bij 2-jarigen is alleen zinvol als er direct uitgebreid taalonderzoek kan worden ingezet voor de kinderen die 'niet pluis' worden bevonden. Gelukkig vinden de EMC/NSDSK-onderzoekers én Ross dat ook. Zij adviseren directe verwijzing door de consultatiebureau-arts naar het multidisciplinaire taalteam van het audiologisch centrum.
Multidisciplinaire aanpak is van belang, aangezien een vertraagde spraak- en taalontwikkeling een signaal kan zijn voor een algemene ontwikkelingsachterstand of een gehoorverlies. Met behulp van een taalscreening kunnen dus ook andere ontwikkelingsstoornissen opgespoord worden.
Het taalteam van het audiologisch centrum onderzoekt de taal, het gehoor, de cognitieve ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt een therapie-advies geformuleerd, bijvoorbeeld logopedische behandeling of plaatsing in een medisch kinderdagverblijf.
De effectiviteit van dit natraject is reeds aangetoond (rapport College voor Zorgverzekeringen, 2005). De taalscreening van peuters kan dus meteen beginnen!
is spraak-taalpatholoog en logopedist, en werkzaam als hoogleraar aan de Universiteit Utrecht.