Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
29 april 2005 door Nadia Eversteijn
Onze zoon Maxime is nu 4½ maand oud. Mijn man praat Frans tegen hem en ikzelf Nederlands. Onderling spreken we Nederlands.
Moet ons zoontje er nu rekening mee houden dat zijn papa ook Nederlands praat (enkel met mama) en dat hij daardoor de Franse taal minder goed zal beheersen?
Of is het beter dat mijn man Frans tegen mij praat en ik antwoord in het
Nederlands, zodanig dat één persoon altijd dezelfde taal praat? Of is het vooral belangrijk dat één persoon altijd dezelfde taal tegen ons zoontje spreekt?
Wat moeten we praten aan tafel? Wij wonen in Brussel en voeden ons dochtertje van 4 maanden tweetalig (Frans/Nederlands) op. We gebruiken het OPOL-model en zullen er ook voor zorgen dat haar omgeving tweetalig is (zoals: een Nederlandse school en buitenschoolse activiteiten in Frans).
Mijn partner en ik zijn beiden tweetalig. Nu praten we met elkaar in de taal die "ingezet" wordt. Bijvoorbeeld, als hij mij iets vraagt in het Frans, zal ik automatisch in het Frans antwoorden, hoewel mijn moedertaal Nederlands is, en omgekeerd. Het lijkt ons heel moeilijk en onnatuurlijk om in het Nederlands te antwoorden op een Franse vraag.
Kunnen we op dezelfde manier tegen elkaar blijven praten als ons dochtertje er bij is, of is het beter dat we ons oefenen om consequent elk de eigen taal te spreken?
Eigenlijk is er een heel eenvoudige stelregel voor het kiezen van een gezinstaal: als het natuurlijk aanvoelt, is het goed. De manier waarop u met uw partner praat, is ongetwijfeld vanzelf zo gegroeid, en dus is het voor u tweeën de meest natuurlijke manier van communiceren. Door de komst van een kind hoef je daar echt niet plotseling iets aan te veranderen. De eerste vragenstelster en haar man kunnen dus gewoon Nederlands met zijn tweeën blijven spreken.
Vaak merk ik dat ouders geneigd zijn om de One-Parent-One-Language-methode (OPOL-methode) enorm strikt te interpreteren. Ze zijn dan bang dat hun kinderen de kluts kwijt zullen raken en taalverwervingsproblemen zullen krijgen, als papa en mama niet héél consequent, en onder elke omstandigheid, ieder die eigen taal spreken.
Maar zo'n vaart loopt het niet. Het is daarentegen wel heel belangrijk om voor ogen te houden wat het eigenlijke doel is van de OPOL-methode. Dat is: het kind leren om onderscheid te maken tussen twee talen.
Het kind moet leren welke klanken, woorden en grammatica-structuren bij taal A horen, en welke bij taal B. Als je voortdurend, in elke zin, twee talen door elkaar mixt, wordt dat onderscheid wel erg lastig voor een kind. Maar als de vader, zoals beschreven in Vraag 1, altijd of bijna altijd Frans tegen zijn kind spreekt, en de moeder Nederlands, en als de ouders onderling Nederlands spreken, dan is het onderscheid zonneklaar voor uw kind.
Af en toe een keertje wat minder consequent zijn is ook heus geen ramp. Vergelijkt u het maar met andere zaken in de opvoeding. Als u uw kind bijvoorbeeld wilt leren dat het elke dag wat groente moet eten, dan is de zaak echt niet verloren als u af en toe alleen maar pannenkoeken serveert.
De eerste vraagsteller vroeg zich af of Maxime zijn Frans minder goed zal gaan beheersen dan het Nederlands, omdat hij snel genoeg in de gaten zal krijgen dat zijn papa ook wel Nederlands in plaats van Frans verstaat.
Dat verschijnsel komt inderdaad wel eens voor bij kinderen die sterk dominant zijn in één taal, en het nut van de andere taal niet zo inzien. Ik heb daar eerder aandacht aan besteed. Zie:
Moet ik doen of ik hem niet versta? (2½ jr)
Maar aangezien u vermeldt dat uw man enkel en alleen met ú Nederlands spreekt, ga ik er van uit dat uw zoontje ook van andere mensen in zijn omgeving heel wat Frans zal horen. Ik verwacht dan ook dat uw zoontje zowel het Frans als het Nederlands zal gaan beschouwen als talen die het beheersen waard zijn.
De vraagsteller van Vraag 2 spreekt ook consequent Nederlands tegen haar kind, terwijl haar man Frans spreekt. Daarnaast is zij van plan om haar kind naar een Nederlandstalige school te sturen, en naar Franstalige buitenschoolse activiteiten.
Tegen de tijd dat uw dochter naar school gaat, is ze waarschijnlijk al prima in staat om Frans en Nederlands van elkaar te scheiden, want gemiddeld genomen kunnen kinderen dat rond de tijd dat ze 3 jaar worden.
Ik geloof niet dat het feit dat uw partner en u onderling zowel Frans als Nederlands spreken, daarbij enige belemmering zal zijn. U gebruikt het OPOL-model immers consequent wanneer u tegen uw dochter spreekt.
De manier waarop u met uw partner spreekt, is trouwens heel gangbaar: u geeft elkaar vanzelf antwoord in de taal waarin u wordt aangesproken. Dat wordt
triggering genoemd. Oftewel – letterlijk vertaald – 'uitlokken'. De uiting van uw partner lokt bij u automatisch een reactie uit in dezelfde taal.
Taalgebruik hóórt ook iets te zijn wat natuurlijk en automatisch gaat. Dat automatische aspect is juist het mooie en meest wonderlijke van taal. Denkt u zich maar eens in: er bestaan grammaticale structuren die zó complex zijn, dat het taalkundigen wel een paar jaar kost om te beschrijven hoe die structuren in elkaar zitten. Maar een kind van 4 jaar heeft normaal gesproken de grammatica van zijn moedertaal (of -talen) volledig onder de knie. Dat betekent dus dat een 4-jarige automatisch, zonder er bewust over na te denken, zinnen kan zeggen waarbij het die grammaticale structuren gebruikt!
Met elkaar spreken hoort dan ook nooit, zoals u het verwoordt, "moeilijk en onnatuurlijk" aan te voelen. Dat is nauwelijks langer dan een paar zinnen vol te houden, en creëert hoogstens een lacherige stemming. Een taalkeuze die gekunsteld is, staat echte communicatie in de weg.
Dat wordt maar al te vaak niet beseft door mensen die roepen dat alle allochtonen thuis maar Nederlands moeten praten met hun kinderen.
Wie niet overtuigd is, zou eens moeten proberen om thuis een dagje Engels te spreken, in plaats van Nederlands. Wie o wie houdt dat 10 minuten vol?
is socio-linguïst en gespecialiseerd in meertaligheid in het algemeen en de combinatie Turks-Nederlands in het bijzonder, werkzaam als onderzoeker bij de Universiteit van Tilburg.