Brr.. Koud! Check onze hacks om je kind lekker warm én gezond te houden

8 oktober 2004 door Aleid Grijpma

Ons zoontje vertoont steeds moeilijker gedrag. Hoe kunnen we hem helpen? (4½ jr)

Ons zoontje (4½ jaar) vertoont steeds moeilijker gedrag. Hij slaapt slecht, heeft geregeld angstdromen en wil niet alleen slapen. Wil alles op zijn manier doen. Wijken we ergens van af, dan word hij hysterisch. We geven hem natuurlijk niet zijn zin in alles en gaan dan in discussie of zetten hem bijvoorbeeld op de gang om af te koelen. We leggen hem wel uit waarom zijn gedrag niet kan.

De juf op school vraagt zich ook al af wat ze aan moet met zijn gedrag. In situaties waarin alle kinderen doen wat hen gevraagd wordt, doet ons zoontje niet mee. Daarnaast speelt hij altijd alleen op het schoolplein. Naar school gaan en naar vriendjes gaan vindt hij overigens wel leuk.

Een achterstand heeft hij zeker niet, want dingen leren gaat heel snel. Hij vindt dit ook leuk.

Zo'n 2½ jaar geleden hebben we dit ook al meegemaakt. Het heeft ons en ons zoonje helemaal uitgeput. Het ging nu een jaar lang goed. We willen absoluut niet weer zo'n periode; ook voor zijn zusjes (3 jaar) is dit niet leuk.

We vragen ons af waarom hij dit gedrag vertoont. Het lijkt soms dat hij zichzelf ook niet begrijpt. We willen hem heel graag helpen maar hoe?

Antwoord

Het is moeilijk om uw vraag te beantwoorden, omdat er enerzijds sprake kan zijn van 'bepalend gedrag' van een jong kind in de koppigheidsfase, terwijl u anderzijds dingen noemt die je ook wel ziet bij kinderen met een contact-stoornis. Oftewel: 'een stoornis in het autistisch spectrum', zoals dat tegenwoordig genoemd wordt, en die voorkomt bij een grote groep kinderen.

[De term 'autistisch spectrum' geeft aan dat er sprake is van een glijdende schaal. Iemand is dus niet zonder meer 'autistisch' of 'niet-autistisch', maar: 'een heel klein beetje autistisch', 'iets meer autistisch', 'behoorlijk autistisch', enzovoorts. Recente studies geven aan dat jongens bijna altijd een klein beetje autistisch zijn. -red.]

Jammergenoeg kan ik geen aanvullende vragen stellen. Ik kan u dus alleen maar een stukje op weg helpen.

Autonomie

Normaal is dat een kind vanaf zijn 2e jaar of daaromtrent zijn eigen autonomie wil bepalen. Hij heeft dan net ontdekt dat hij een eigen, uniek persoon is. En in samenhang daarmee zal hij koppig zijn eigen wil bepalen en daaraan vasthouden. Dat kan natuurlijk niet altijd, waardoor hij gefrustreerd dan raken, wat weer tot woede kan leiden.

Een kind dat jonger is dan 2 jaar, heeft nog weinig controle over zijn impulsen, en zal daarom zijn woede direct uiten. Maar als het begrip van sociale regels toeneemt, zo rond het 4e jaar, nemen de driftbuien vaak af.

Tot zover de normale gang van zaken. Afwijkend is het wanneer het héle dagelijkse leven van een kind er volkomen voorspelbaar voor hem uit moet zien, en als hij daar star aan vast blijft houden. Bijvoorbeeld:

  • als er absoluut niet afgeweken mag worden van het bedritueel;
  • als alles in de kamer op dezelfde plek moet blijven staan;
  • als plotselinge veranderingen voor veel problemen zorgen.

Onoverzichtelijk en angstaanjagend

Dit soort starheid oftewel rigiditeit heeft niets te maken met de autonomie-bepaling waar ik het aanvankelijk over had, maar lijkt te ontstaan vanuit angst.

Dit gedrag wordt vaak gezien bij kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum, en wordt verklaard vanuit het idee dat ze de wereld niet ervaren als een geheel, maar als allemaal verschillende dingen die zij apart waarnemen.

Voor dit soort kinderen, die van al die verschillen die zij waarnemen geen geheel kunnen maken, wordt de wereld onoverzichtelijk en angstaanjagend. Door star vast te houden aan oude zaken die ze kennen, blijft de wereld enigszins overzichtelijk.

Angstdromen en niet naar bed willen

Het hebben van angstdromen en het verschijnsel niet naar bed te willen zie je bij veel kleuters (4-5 jaar) die zich normaal ontwikkelen. Ze komen in een nieuwe situatie, met name wat betreft school, waarbij ze zich moeten aanpassen aan allerlei nieuwe situaties. Dat kost veel energie kost en kan soms tot regressie: tijdelijk terugvallen naar jonger gedrag.

In de nacht leeft een kind datgene uit wat hij overdag beleeft heeft. Daarom worden kinderen vaak schreeuwend wakker, maken ze een angstige indruk, en kunnen ze zich er later niets meer van herinneren. We noemen dat 'pavor nocturnus' (nachtangst), wat beslist iets anders is dan nachtmerries.

Bij pavor nocturnus is het van belang om zelf niet in paniek te raken, ook al ziet het er best angstaanjagend uit. Soms helpt het als u uw kind eventjes goed wakker maakt, en dan weer in zijn eigen bed in slaap laat vallen.

Het niet naar bed willen past weer meer bij het gedrag van een wat jonger kind, dat moeite heeft met het loslaten van zijn ouders. Hij wil ze het liefst bij zich houden. Soms leidt dit tot een patroon waarbij een kind voortdurend bij zijn ouders in bed ligt, en waarbij het niet lukt om dit te veranderen.

De gedragingen die u beschrijft, doen mij vooral denken aan de fase-problematiek van een wat jonger kind. Alsof hij nu net aan de school begonnen is, en (tijdelijk) wat terugvalt.

Spelen

In de peuterleeftijd spelen kinderen graag naast elkaar en nog niet zo met elkaar. In deze leeftijdsfase ontstaat wel de behoefte om samen te spelen, evenals de neiging om steeds meer fantasiespel te gaan vertonen. Fantasiespel helpt kinderen (ook) om dingen te verwerken die ze hebben meegemaakt.

Uw kind kan emotioneel nog wat aan de jonge kant zijn, en daarom nog graag alleen spelen, hoewel u aangeeft dat hij ook graag met andere kinderen speelt. Het kan ook zijn dat de behoefte om contact te maken met andere kinderen er niet is. Daarbij is ook van belang om te weten wat uw kind dan zo alleen op het schoolplein doet. Speelt hij, of droomt hij weg? Laat hij daarbij bijzonder gedrag zien?

Wat ik altijd een belangrijk graadmeter vindt, is wat de school van het gedrag van een kind vindt. De leerkrachten gaan immers de hele dag om met kinderen die in dezelfde fase verkeren, en kunnen daarom heel goed aangeven wanneer iets problematisch is of niet.

Contact

Op dit moment is het vooral belangrijk om te weten hoe het gesteld is met de manier waarop uw kind contact maakt. Bijvoorbeeld:

  • maakt hij goed oogcontact?
  • voelt het contact met uw zoon goed aan, of ontstaan er vaak misverstanden?
  • hoe verloopt de communicatie – kan hij goed verwoorden wat hij wil zeggen?
  • begrijpt u altijd zijn emoties?
  • praatte hij op tijd?

Maar ook:

  • hoe is het met de motoriek – beweegt hij houterig of soepel?
  • laat hij al fantasiespel zien? En imiteert hij? (Kinderen van zijn leeftijd behoren dat te doen.)

En tenslotte:

  • heeft hij bepaalde vaste gedragingen, bijvoorbeeld fladderen met zijn handen bij spannende situaties, rondjes draaien, of aan lichtknopjes zitten?
  • heeft hij vaste interesses waar hij moeilijk van kan afwijken, en waar hij het veel over heeft?

Een bevestigend antwoord op de laatste twee vragen zou een indicatie kunnen zijn voor zo'n 'stoornis in het autistisch spectrum' waar ik het eerder over had.

Advies

Op dit moment bevindt uw zoon zich in een fase waarin er veel is veranderd. Zijn gedrag kán dus normaal zijn. Daarom ben ik geneigd u aan te raden om het eerst nog eens een tijdje aan te zien, en af te wachten of het evenwicht zich misschien spontaan herstelt.

Daarbij is het wel van belang dat u consequent en duidelijk blijft reageren zijn gedrag (wat u nu al doet). Vervolgens is het een kwestie van geduld en een lange adem hebben, omdat uw zoon mogelijk weer wat teruggevallen is in de koppigheidsfase.

Maar: als de bovengenoemde vragen alarmerende antwoorden opleveren, en als de leerkracht eveneens aangeeft dat er problemen zijn, en als er geen tekenen van herstel zijn, dan raad ik u aan om uw kind verder te laten onderzoeken. Zo'n onderzoek kan heel goed uitgevoerd worden door een schoolarts. Misschien dat u daar eens een afspraak mee kunt maken.

Schoolarts en schoolbegeleidingsdienst

Voor ouders kunnen schoolartsen heel nuttig zijn; voor scholen is het vaak handig om advies te vragen aan de schoolbegeleidingsdienst. Iemand van deze dienst kan uw kind observeren in de klas, en kijken of hij iets bijzonders ziet. Dat geldt echter vooral wanneer de juf problemen met uw kind ondervindt.

Succes ermee!