Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
14 mei 2004 door Mieke Beers
Mijn dochter is 29 maanden en er werd gezegd dat haar taalbegrip "leeftijds-adequaat" was. Is het dan niet zo dat de passieve woordenschat dit ook moet zijn?
Bij onze dochter werd geconstateerd dat het taalbegrip leeftijds-adequaat was maar dat ze met de taalproductie, de passieve woordenschat, de actieve woordenschat en de zinsontwikkeling een half jaar achter zou lopen.
Dit kan er bij mij maar moeilijk in, daar ik denk dat als je taalbegrip goed is, je passieve woordenschat up to date moet zijn om inderdaad de taal of de zinnen te kunnen begrijpen. Het een kan toch moeilijk zonder het ander?
De testen die werden uitgevoerd, waren de N-CDI test en de Reynell test Bent u bekend met deze testen? En zo ja, zijn deze betrouwbaar?
Dit is een interessante vraag die u stelt. De taalontwikkeling wordt door verschillende soorten testen beoordeeld, die elk een naar een specifiek deel van de taal kijken. Om u alvast gerust te stellen: beide testen zijn betrouwbaar en met name de Reynell taalbegripstest wordt veel toegepast voor de beoordeling van de taalontwikkeling.
En wat uw kernvraag betreft: de sleutel voor het antwoord ligt in het verschil tussen de woordenschat enerzijds en de grammaticale kennis anderzijds.
Een taalbegripstest kijkt vooral naar de kennis van een kind over de grammaticale structuur van zinnen, zeg maar de relatie tussen de verschillende woorden in een zin. Begrijpt het kind bijvoorbeeld dat er met "Waar is het paard?" een vraag wordt gesteld? En begrijpt het kind dat het een handeling moet verrichten, bij de zin "Doe de lepel maar in het kopje"?.
Een taalproductietest kijkt juist naar de manier waarop het kind zelf een zin maakt en de regels van de grammatica hierbij kan toepassen (meervoud/enkelvoud, werkwoordstijden) om een goede zin te maken.
Het kan best zijn dat een kind al wel goed begrijpt hoe zinnen gemaakt moeten worden, maar dit zelf nog niet goed kan toepassen. Vandaar dat u zich terecht niet verbaast over het verschil van een half jaar in deze testresultaten. Voor de duidelijkheid: dit verschil geeft wel aan dat uw dochter meer moeite heeft met het zelf maken van zinnen dan leeftijdsgenootjes.
Waar u zich wel over verbaast, is het verschil tussen de uitkomsten van de passieve grammaticale test en de passieve woordenschattest. Daar lijken me twee redenen voor te geven.
Ten eerste beoordelen woordenschattesten (passief en actief) een ander deel van de taal dan grammaticale testen. Een kind kan een grote woordenschat hebben, maar nog geen idee hebben hoe deze woorden in een zin aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
Bij uw dochter lijkt dit nu juist andersom: ze begrijpt zinsstructuren wel, maar heeft nog onvoldoende woorden tot haar beschikking om in deze zinnen te gebruiken. Om uit te sluiten dat een beperkte woordenschat het resultaat van de taalbegripstest beïnvloedt, zijn daarin uiteraard woorden gebruikt die veel kinderen al kennen.
Een tweede reden kan liggen in de manier waarop de testen die u noemt worden afgenomen. De Reynell taalbegripstest wordt direct afgenomen bij het kind door de logopedist. De N-CDI daarentegen, die de passieve en actieve woordenschat beoordeelt, wordt door de ouders ingevuld en geeft een indruk van de ouders over de woordenschat. Misschien bent u dus wat voorzichtig geweest bij het invullen van de N-CDI!
Uit onderzoeken in andere landen weten we dat het gebruik van de CDI (zoals deze in het buitenland heet; het voorvoegsel N- staat voor de Nederlandse versie) een betrouwbaar beeld geeft van het woordenschat-niveau van het kind. In deze onderzoeken werden resultaten van de CDI, zoals ingevuld door ouders, vergeleken met resultaten uit objectieve taaltests. Daaruit blijkt dat over het algemeen de CDI-resultaten overeenkomen met de testresultaten. Ouders geven dus een betrouwbaar (dat wil zeggen: niet te rooskleurig) beeld.
Het verschil in de uitkomsten lijkt me daarom vooral te verklaren vanuit de eerste redenering: het verschil in ontwikkelingstempo tussen grammaticale kennis en de woordenschat.
is klinisch linguïst, gespecialiseerd in fonologische ontwikkelingsproblemen, en werkzaam op het Audiologisch Centrum van de Afdeling KNO van het LUMC - Leids Universitair Medisch Centrum.