Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
20 februari 2009 door Annelou de Vries
Onze zoon is 8 jaar. Sinds kort weten we dat hij PDD-NOS heeft. Op school gaan er dingen veranderen. Hoe vertellen we het hem, zonder dat hij er erg van schrikt? Hij heeft toch al niet zo'n groot zelfvertrouwen.
Het is heel goed dat u uw zoon wilt vertellen dat er dingen gaan veranderen, onder andere op school. Kinderen vinden het in het algemeen prettig als er duidelijkheid wordt gegeven, en dat geldt eigenlijk nog sterker voor kinderen met een aan autisme verwante contactstoornis, zoals PDD-NOS. Juist omdat de wereld om hen heen moeilijker te begrijpen is, zijn ze vaak onzeker, en hebben ze vaak niet zo'n sterk zelfvertrouwen.
Vooraf aangeven wat er gaat veranderen, en uitleggen wat er gebeurt (of gaat gebeuren), helpt een kind met PDD-NOS zich zekerder te voelen. Hoe beter zo'n kind de wereld om zich heen leert begrijpen, des te beter hij zich voelt.
Het is daarbij wel de kunst om de informatie zo concreet mogelijk te houden en te laten aansluiten bij wat uw zoon begrijpt. Kinderen met een aan autisme verwante contactstoornis kunnen zich moeilijk inleven in anderen, en daar hoort ook bij dat ze zich vaak moeilijk een voorstelling kunnen maken van wat hen te wachten staat. Figuurlijke taal en beeldtaal snappen ze vaak niet, en te lange ingewikkelde zinnen gaan in hun hoofd snel een eigen leven leiden.
Wat de timing betreft: begin niet te lang van tevoren over datgene wat er gaat veranderen. Uw zoon moet de tijd tot het moment dat er iets gaat veranderen, nog wel kunnen overzien.
Ik weet niet precies hoe ingrijpend het voor hem zal zijn (gaat hij naar een andere school? Of wordt hij alleen maar af en toe een uurtje uit de klas gehaald?) maar ik denk dat 2 à 3 weken wel voldoende moet zijn.
Vervolgens is het de kunst om zoveel mogelijk aan te sluiten bij zijn eigen vragen en belevingswereld. Hoe doe je dat? Bijvoorbeeld als volgt.
Het feit dat er PDD-NOS is vastgesteld, betekent dat hij onderzocht is. Misschien is hij geobserveerd, of psychologisch getest. Daar zal hij zich vast nog wel iets van herinneren. En daar kunt u op teruggrijpen.
U heeft hem in die tijd misschien uitgelegd waarom u hulp voor hem zocht. Wat is er moeilijk voor hem? Waar ervaart hij zelf problemen mee? Sluit daarbij aan, en herinner hem aan de dingen waar hij het moeilijk mee heeft.
Probeer daarbij ook voorbeelden te geven die uit het echte leven (zijn echte leven) gegrepen zijn. Breng bijvoorbeeld de laatste keer in herinnering dat er op school iets vervelends gebeurd was. Vertel dan dat u als ouders én de juf (of de meester) hem willen helpen om dit soort dingen beter te laten verlopen. Vervolgens kunt u heel concreet vertellen wat er nu gaat gebeuren.
Tip: ga na of het mogelijk is dat uw zoon de ruimte waarin hij extra lessen gaat krijgen, al een keer kan bekijken. Of dat hij al kennis kan maken met de leerkracht die hem gaat helpen.
U vroeg zich af of uw zoon niet extra onzeker zal worden van het feit dat hij speciale aandacht gaat krijgen. Oftewel: hoe leg je hem nu uit dat hij okee is, ondanks het feit dat hij hulp nodig heeft?
Dat gaat heel goed als u hem kunt uitleggen dat alle kinderen verschillend zijn. Probeer met hem een gesprekje te voeren over waar je die verschillen aan kunt zien, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant. Aan de binnenkant kun je natuurlijk niets zien, maar je merkt er wel wat van.
Het ene kind kan bijvoorbeeld heel hard rennen, en een ander kind kan heel mooi tekenen. Hoe ziet hij eruit? Waar is hij goed in? Wat kun je van hem zien aan de buitenkant zien en wat niet? En wat vinden andere kinderen moeilijk, waar hebben ze hulp bij nodig of wat kunnen anderen niet zo goed?
Probeer ook te denken aan voorbeelden die uw zoon goed kent. Denk ook aan uzelf of zijn vader, of aan een nichtje of neefje als model. Op die manier kan uw zoon een zelfbeeld maken dat hij kan afzetten tegen concrete voorbeelden uit zijn omgeving.
Als hij leert begrijpen dan iedereen wel ergens hulp bij nodig heeft, en dat het ook leuk en interessant is dat mensen verschillend zijn, dan is het vaak helemaal niet zo'n punt om speciale aandacht in de klas te krijgen!
De diagnose PDD-NOS kán aan bod komen in zo'n gesprek, maar per se nodig is dat niet. Ik bedoel daarmee dat het belangrijker is om te praten over de bijzondere eigenschappen van uw zoon, en de manier waarop hij functioneert, dan de naam die daaraan gegeven is.
Bedenk ook dat dat geen eenmalige gebeurtenis is, maar dat u moet blijven praten en uitleggen. Het is een proces dat eigenlijk nooit af is. Steeds zullen er dingen zijn die hem speciaal maken, en die u telkens opnieuw zult moeten toelichten en uitleggen.
Kortom: blijf in gesprek met hem. U zult merken dat u er gaandeweg steeds beter in wordt om goed aan te sluiten bij zijn vragen, en uitleg te geven waar hij wat mee kan.
Er is een Belgische website met nuttige tips. Zie:
Ook is er veel informatie beschikbaar op de site van de NVA, de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Deze vereniging organiseert ook ontmoetingen waar ouders ervaringen kunnen uitwisselen:
Veel succes ermee!
Annelou de Vries is kinder- en jeugdpsychiater, en als zodanig werkzaam bij het VU Medisch Centrum te Amsterdam. Daarnaast werkt zij mee aan de opleiding voor kinder- en jeugdpsychiaters.