Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
5 juni 2002 door Mieke Beers
Op verschillende plaatsen heb ik gehoord en gelezen dat de taalontwikkeling bij meerlingen om bijzondere aandacht vraagt. Veel tweelingen en nog meer drielingen ontwikkelen een "eigen taal". Hierdoor bestaat het risico van taalachterstand nog voordat de kinderen naar school gaan. Een achterstand die slechts met moeite ingelopen zou kunnen worden.
Als ouders van drie jongens van 15 maanden vragen wij ons af hoe groot dit risico daadwerkelijk is en wat wij eraan kunnen doen om achterstand in taal ontwikkeling te voorkomen.
Onze jongens zijn gezond en brabbelen veel onderling. Hoewel we hieruit kunnen opmaken dat ze vaak schik hebben, kunnen we er meestal geen touw aan vastknopen. Zowel Jan, Willem als Lucas kunnen "mamma" zeggen en af en toe "pappa". Alleen van Jan hebben we al andere woordjes gehoord, zoals "lamp" (terwijl met vinger naar de lamp wordt gewezen) en "poe" of "oes" (terwijl met de vinger naar de poes wordt gewezen).
Om te beginnen zal ik u gerust stellen. Weliswaar vertonen meerlingen in de eerste jaren inderdaad een achterstand in hun taalontwikkeling, maar die achterstand wordt over het algemeen vóór de schoolgaande leeftijd weer ingehaald.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat tweelingen op 3-jarige leeftijd een achterstand hebben van gemiddeld 3 maanden. Dat is niet veel. Bij eenlingen worden we bijvoorbeeld pas ongerust als de achterstand meer dan een half jaar bedraagt.
Hieronder zal ik aangeven wat er gebeurt bij de taalontwikkeling van meerlingen en waar die meerlingtaal vandaan komt.
De tragere taalontwikkeling van meerlingen in de eerste levensjaren kan waarschijnlijk verklaard worden vanuit de specifieke aard van het taalaanbod dat meerlingen krijgen.
Taalaanbod is een belangrijke factor in de taalverwerving. 'Taalaanbod' betekent niet alleen 'praten tegen je kind', maar ook: herhalen, uitbreiden en verbeteren wat het kind gezegd heeft (al gebeurt dat vaak ongemerkt). Door dit alles wordt een model geboden voor de uitspraak van woorden en zinnetjes. Daarnaast wordt het kind uitgedaagd om een andere vorm van een woord of een zin te gebruiken, wanneer het niet begrepen wordt.
Bij meerlingen wordt het taalaanbod verdeeld over twee (of meer) kinderen en bovendien zal het niet altijd optimaal gericht kunnen zijn op één kind.
Het verdelen van de aandacht over meerdere kinderen is echter niet het belangrijkste verschil in taalaanbod tussen meerlingen enerzijds en eenlingen anderzijds.
Omdat meerlingen op elkaar gericht zijn tijdens de ontwikkeling, vormen zij ook voor een belangrijk deel elkáárs taalaanbod. Hierdoor ontstaat het bijzondere kenmerk van tweelingtaal (of meerlingtaal), namelijk het gebruiken van vreemde woorden en zinnen die ze van elkaar heel goed begrijpen.
Ook eenlingen gebruiken soms nog heel lang een verkeerde uitspraakvorm van een woord. Dit wordt een 'versteende vorm' genoemd, bijvoorbeeld
teke voor
tekening. Wanneer de omgeving zo'n versteende vorm niet begrijpt, of de correcte vorm terugzegt, zal het kind uiteindelijk ook zelf de juiste vorm gaan gebruiken.
Bij meerlingen komen versteende vormen vaker en langer voor, aangezien de motivatie om ze te verbeteren minder aanwezig is. De ander begrijpt het onjuiste woord, en zal hetzelfde woord terugzeggen. Zo blijft de versteende vorm van het woord dus lang in hun gezamenlijke woordenschat voortbestaan.
Meerlingtaal is ook bijzonder doordat meerlingen zichzelf vaak als één geheel zien. Woorden als
ik en
mij worden dan gebruikt om aan te geven wat voor beide kinderen geldt. En onderlinge gesprekken tussen de meerlingen hebben vaak de vorm van een monoloog.
Van eenlingen weten we dat monologen gebruikt worden als oefenmomenten voor taal: nieuwe vormen van woorden en zinnen worden geprobeerd, en verschillen in klanken tussen woorden worden verkend: "mal, bal, zal".
Omdat tweelingen elkaar zo goed begrijpen, nemen ze deze monologen van elkaar over, waardoor het lijkt alsof er een dialoog is met veel vreemde woorden en uitingen. Terwijl er in feite sprake is van een monoloog.
is klinisch linguïst, gespecialiseerd in fonologische ontwikkelingsproblemen, en werkzaam op het Audiologisch Centrum van de Afdeling KNO van het LUMC - Leids Universitair Medisch Centrum.