25 april 2003 door Mieke Beers

Hoe goed moet een kind van 4 à 5 kunnen praten?

Mijn dochter van 4,7 jaar heeft moeite om zinnen te maken. Dus, bijvoorbeeld: "Ik wil die film zien" (in plaats van een duidelijke omschrijving van wat ze precies wil zien). Het is vaak "die" of "dat" of "dit". Ze vindt het ook heel moeilijk om iets zodanig uit te leggen dat wij het kunnen begrijpen.

Is dat op deze leeftijd normaal? Ik vraag me af hoe vlot kinderen op deze leeftijd al moeten kunnen praten.

Antwoord

Om met uw laatste vraag te beginnen, over het niveau waarop kinderen van 4 à 5 in het algemeen praten: de meeste kinderen van die leeftijd zijn dan goed verstaanbaar en begrijpelijk voor anderen.

Op deze leeftijd gaan de meeste kinderen voor het eerst naar school. Dat is mogelijk doordat ze dan in staat zijn – en ook de behoefte hebben – om met anderen te praten en hun waarnemingen en ervaringen te delen door middel van taal.

Vorm en betekenis

Uw andere vraag is een stuk moeilijker te beantwoorden. Dat komt doordat er eigenlijk twee aspecten door elkaar lopen.

Aan de ene kant zegt u dat uw kind moeite heeft met het maken van zinnen. Dit kan voortkomen uit problemen met de zinsbouw, oftewel de grammatica. De zinnen zijn dan niet correct qua
vorm, bijvoorbeeld: "De man eten een appels".

In het vervolg van uw vraag gaat het echter meer over het niet goed weer kunnen geven van de
betekenis in haar zinnen, de semantiek. In dat geval zou de taalinhoud het probleem zijn.

Taalinhoud

Om de juiste taalinhoud aan een zin te geven, moet een spreker rekening houden met een aantal zaken, zoals:

  • de hoeveelheid informatie (niet te veel en niet te weinig, want bij "te veel" valt iedereen in slaap, en bij "te weinig" begrijpt niemand er wat van);
  • het type informatie (dat is: aansluiten bij de voorkennis en de interesse van de luisteraar, dus niet praten over "Jan" als de luisteraar Jan niet kent, of geen belangstelling heeft voor zijn bezigheden).

Taalinhoud en woordenschat

Een ander belangrijk onderdeel van de taalinhoud de woordenschat. Als een kind nog onvoldoende woorden kent, zal het meer algemene termen gaan gebruiken. In plaats van "dierenverzorger" zal het kind bijvoorbeeld praten over "iemand bij de dierentuin". Of, zoals uw dochter, veel met "die" en "dat" verwijzen.

De beperkte taalinhoud maakt de zin dan alleen begrijpelijk voor iemand die erbij is geweest.

U kunt uw dochter helpen met het uitbreiden van haar woordenschat door zoveel mogelijk te benoemen. Steeds met haar praten over wat u samen ziet en waar u samen mee bezig bent.

Woordvinding

Naast de grootte van de woordenschat speelt ook het gemak waarmee een kind op een woord kan komen een rol. Dat is de zogenaamde woordvinding.

Soms kan een kind een woord heel goed kennen en vaak gebruiken, terwijl het toch op een bepaald moment niet op het woord kan komen. Dit kan bijvoorbeeld op deze leeftijd komen doordat het kind ook nog moeite heeft met het formuleren van de vorm van de zin. Als het kind een lange, complexe of samengestelde zin wil maken, kan dit ten koste gaan van de snelheid waarmee het op een woord kan komen.

Naarmate een kind ouder wordt en de grammatica meer gaat beheersen, zal het waarschijnlijk ook minder moeite hebben met het gebruiken en vinden van woorden.