![Jamie](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/4402b3bae27683fee56b202bfd23bab3-50x50.jpg)
Jamie
24-11-2015 om 16:13
De schoolcarrière van je kind ligt vaak al op 11-jarige leeftijd vast.
Ze zijn nog maar nauwelijks aan het puberen of Nederlandse kinderen worden al ingedeeld: vmbo, havo of vwo. Dat blijft niet zonder gevolgen. De oorzaak (en de oplossing) hiervan ligt in ons onderwijsstelsel, laat ik samen met collega Bram Eidhof zien.
De schoolcarrière van je kind ligt vaak al op 11-jarige leeftijd vast. Dat kan anders
Als ik in Nederland was opgegroeid, was ik nu misschien behanger geweest, zei de internationaal vermaarde onderwijswetenschapper John Hattie een paar weken geleden. ‘Of moordenaar, uit pure frustratie.’
Nederlandse scholen delen hun leerlingen al uitzonderlijk vroeg in op niveau, oordeelde hij in dagblad Trouw. Voor kansarme kinderen pakt dat vaak nadelig uit. Zij belanden op een laag onderwijsniveau en slagen er nauwelijks in om op te klimmen.
Terwijl ze dat misschien wel zouden kunnen. Kansenongelijkheid, noemen we dat. 'Jullie,' zei Hattie, ‘zijn het enige land ter wereld dat claimt dat je op twaalfjarige leeftijd kunt inschatten wat een kind kan en wil als hij dertig is. Na hun twaalfde beleven kinderen nog zoveel groeispurten.’
Tot op zekere hoogte valt die kansenongelijkheid in het onderwijs niet te vermijden. Sommige ouders zijn nu eenmaal beter in staat om de onderwijsloopbaan van hun kinderen te ondersteunen. En de onderwijswereld kan niet alle maatschappelijke problemen oplossen.
Maar het onderwijs zou wel zo veel mogelijk gelijke kansen moeten bieden aan leerlingen - ongeacht het milieu waar ze uit komen.
Een achterstand? Die haal je in Nederland niet zomaar in
Dat is geen omstreden idee: bijna alle politieke partijen denken er zo over. Toch gaat het daar vaak mis.
Onderzoekers van Michigan State University en de OECD lieten eind september zien dat het Nederlandse onderwijs er nauwelijks in slaagt om ongelijkheid tegen te gaan.
Volgens dit onderzoek naar verschillende onderwijssystemen in alle 34 OESO-landen is dat van Nederland het minst succesvol in het verminderen van ongelijkheid. Ter vergelijking: Slovenië en Chili zijn ook OESO-landen.
Kortom, in ons land word je als gemiddelde leerling uit een ‘lager’ sociaal-economisch milieu, ondanks je talent en inzet, twee keer benadeeld: door het nest waarin je bent geboren én door je school. Terwijl die je juist zou moeten verheffen.
Zelfs in notoir ongelijke landen als de Verenigde Staten en Mexico slaagt het onderwijs er beter in sociale ongelijkheid te verminderen, ook al is de totale ongelijkheid daar vanwege buitenschoolse factoren groter.
De onderzoekers van Michigan State University en de OECD concluderen dan ook: het onderwijs als ‘grote gelijkmaker’ is vooralsnog een mythe - vooral in Nederland. Niet alleen achterstandsleerlingen en laatbloeiers hebben daar direct last van. Uiteindelijk laat de hele Nederlandse samenleving potentieel onbenut.
Waarom slaagt ons onderwijsstelsel er zo slecht in alle leerlingen gelijke kansen te geven?
Kansenongelijkheid begint al vroeg
Natuurlijk, dat leerlingen met bemiddelde ouders extra huiswerkklasjes kunnen volgen, draagt bij aan sociale ongelijkheid. Maar het probleem zit veel dieper: kansenongelijkheid vanaf jonge leeftijd is fundamenteel verankerd in ons onderwijsstelsel. Het zit niet op één plaats, maar wordt veroorzaakt door een opeenstapeling van hindernissen. Vooral achterstandsleerlingen lopen daar tegenaan.
In die zin is de kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs te vergelijken met de oude Chinese executiemethode death by a thousand cuts: geen enkele snee is dodelijk, maar samen hebben ze wel een fataal effect. Zo zorgen veel kleine knelpunten er in ons onderwijs voor dat achterstandskinderen en laatbloeiers geen eerlijke kans krijgen om zich te ontplooien.
Vaak gaat het al mis op de voorschoolse opvang. Die is van oudsher vooral bedoeld als opvang: een plaats waar je je kinderen achterlaat zodat je naar je werk kunt. Aandacht voor taal- en sociale ontwikkeling is er nauwelijks. Dat is nadelig voor achterstandsleerlingen, want kinderen leren juist op jonge leeftijd snel en makkelijk taal en andere vaardigheden. Bij gebrek aan aandacht voor zulke vaardigheden lopen achterstandsleerlingen dus al heel vroeg taal- en leerachterstanden op.
De achterstand van die kinderen wordt alleen maar groter als ze terechtkomen op een basisschool die sterk etnisch en sociaal gesegregeerd is. Bovendien blijkt dat kinderen van laagopgeleide ouders een veel grotere kans hebben een lager middelbareschooladvies te krijgen. Zelfs wanneer ze dezelfde CITO-score hebben als kinderen van hoogopgeleide ouders.
Op je twaalfde word je al ingedeeld op niveau
Zulke leerachterstanden zijn des te problematischer omdat Nederland zijn leerlingen, zoals onderwijswetenschapper Hattie al opmerkte, rigide indeelt op niveau. En dan nog op uitzonderlijk lage leeftijd ook. Niet alleen achterstandsleerlingen, ook laatbloeiers en mogelijk jongens hebben daar last van.
Op twaalfjarige leeftijd persen we kinderen in drie eenheidsworsten: vmbo, havo en vwo. Overstappen is nauwelijks mogelijk. Tegelijkertijd ontmoedigen scholen en de overheid het ‘stapelen’ van diploma’s. De maatschappij bepaalt dus al op je elfde welk schooldiploma je later zult halen.
Dat leerlingen geen tweede kans krijgen, is niet alleen onrechtvaardig voor kinderen uit zwakkere milieus en laatbloeiers. Het leidt er ook toe dat veel talent en motivatie verloren gaat. Onderzoek van sociologe Mieke van Houtte liet laatst al zien: zodra leerlingen in het voorbereidend beroepsonderwijs terechtkomen (een niveau zonder veel aanzien), voelen ze ze zich niet nuttig.
Op de lange termijn betalen wij allemaal de sociale en economische kosten van de gemiste kansen in ons onderwijsstelsel. Juist nu in onze samenleving de kenniseconomie steeds belangrijker wordt, kunnen wij het ons niet veroorloven grote groepen geen eerlijke kans te geven. Daarom: maak kansengelijkheid op de korte termijn een speerpunt van ons onderwijsbeleid. Er kan al veel verbeteren als we de grootste knelpunten wegnemen. Daar hoeft het onderwijssysteem niet eens grootschalig voor op de schop.
De eerste reflex in het onderwijsdebat is vaak om bij ouders en docenten te beginnen. Zij hebben immers de grootste invloed op de samenstelling van een school en op het onderwijs.
Politici zien het vaak als een kwestie van keuzevrijheid: hogeropgeleide ouders zouden hun kinderen niet alleen naar witte, categorale gymnasia moeten willen sturen. En gymnasia zouden ook in andere vijvers moeten vissen. Minister Bussemaker laat nu onderzoeken of het slim is om kinderen met een achterstand naar een buitenschools huiswerkklasje te sturen. En docenten zouden beter moeten differentiëren, oftewel: ieder kind op maat moeten uitdagen.
Maar wie gelooft dat die maatregelen gaan helpen, doet voorlopig aan wishful thinking. Over de hele wereld laten hogeropgeleide ouders al jaren zien dat ze het (vermeende) belang van hun eigen kind centraal stellen – ook als ze daarmee segregatie en kansenongelijkheid in de hand werken. En uit onderzoek is gebleken dat de meeste docenten in het voortgezet onderwijs nog altijd moeite hebben om kinderen op niveau uit te dagen.
Hoe het onderwijsstelsel gelijke kansen kan bieden
Als we Nederlandse kinderen gelijke onderwijskansen willen geven, moet niet het individu veranderen, maar het onderwijsstelsel. Daarom: zes suggesties.
1: Zorg dat je op de kinderopvang al begint met leren
Er moet veel meer aandacht komen voor de zogenoemde ‘stimulerende voorschoolse kinderopvang ’. Denk aan taalverwerving (woordenschat en goed leren spreken) en sociale ontwikkeling. Zeker voor achterstandsleerlingen is het belangrijk dat ze op jonge leeftijd, als hun hersenen zich het meeste ontwikkelen, zo veel mogelijk blootgesteld worden aan ‘rijke stimuli’.
Spelen met andere kinderen, bijvoorbeeld. Jonge kinderen van hoogopgeleide ouders hebben al voor ze ooit voet hebben gezet in een school duizenden woorden meer gehoord dan achterstandskinderen. Zo bouwen de kinderen van hoogopgeleiden een voorsprong op die nog moeilijk in te halen is.
Experts bevelen al lange tijd aan om ‘integrale kindcentra’ op te richten: centra waarin zulke stimulerende kinderopvang toegankelijk en goedkoop georganiseerd kan worden. Die moeten er nu eindelijk eens op grote schaal komen, zeker in achterstandswijken.
2: Deel kinderen pas later in op niveau
De scheiding naar niveau op de middelbare school moet later plaatsvinden en vooral flexibeler worden. Dat kan door leerlingen van verschillende niveaus zo lang mogelijk in één klas te houden. We weten dat zwakkere leerlingen daar veel baat bij hebben, terwijl sterke leerlingen geen nadeel hoeven te ervaren. Brede brugklassen, waarin leerlingen van verschillende niveaus nog twee jaar bij elkaar zitten, verdwijnen helaas in hoog tempo uit ons onderwijs. De overheid kan dat tegengaan door scholen beleidsmatig of financieel te prikkelen om hun klassen diverser te maken.
3: Zit leerlingen niet dwars als ze het hogerop zoeken
Scholen mogen niet bestraft worden als een ‘twijfelleerling’, die ze de kans hebben gegeven om een hoger niveau te proberen, daar niet in slaagt. Ze zouden juist beloond moeten worden als een leerling een diploma ‘boven zijn schooladvies’ haalt. En ze moeten leerlingen zo veel mogelijk de kans geven om door te stromen naar een hoger niveau.
4: Maak de hele middelbare school flexibeler
Ook na de brugklas moet ons onderwijs veel flexibeler worden. Dat geeft achterstandsleerlingen een tweede kans hun optimale niveau te bereiken. Doorstromen naar een hoger niveau, een tussenjaar, en stapelen van diploma’s - dat moeten we aanmoedigen. Leerlingen zouden vakken eerder moeten kunnen afsluiten, zodat ze meer aandacht kunnen besteden aan stof waar ze moeite mee hebben. Als ze een aantal vakken op een ander niveau kunnen volgen, hoeven ze niet op hun slechtste vak afgerekend te worden.
5: Zorg voor meer brede scholengemeenschappen
Als we leerlingen de kans willen geven om flexibeler met hun schoolniveau om te gaan, moeten er meer brede scholengemeenschappen komen. En dus minder aparte vmbo-, havo- en vwo-scholen. En zoals de socioloog Herman van de Werfhorst al voorstelde , moeten leerlingen van verschillende niveaus elkaar juist blijven ontmoeten in lessen van sociale vakken, zoals maatschappijleer of gymnastiek.
6: Verspreid achterstandsleerlingen over basisscholen
Scholen die veel achterstandsleerlingen hebben, zijn geen goede omgevingen om van een leer- of taalachterstand af te komen. Bij een ‘zwarte school’ denken we al snel aan etniciteit. Maar wat vaak de doorslag geeft, is de de sociaal-economische samenstelling van de klas. In gemengde scholen trekken achterstandsleerlingen zich op aan de andere leerlingen. Daarom moeten we achterstandsleerlingen ook actief over (basis)scholen verspreiden.
Verder moeten meer ‘gemengde’ scholen financieel beloond worden. Zo stimuleren we de spreiding van achterstandsleerlingen. Daarnaast werken in ons land de hoogst opgeleide en best betaalde docenten in de vwo-bovenbouw - op relatief ‘makkelijke’ scholen dus. Maar we moeten onze beste docenten juist inzetten waar ze het meeste kunnen betekenen: op achterstandsscholen en op kinderdagverblijven. Zo verminderen we kwaliteitsverschillen tussen sterke en zwakke scholen.
Den Haag ontloopt zijn verantwoordelijkheid
Dat scholen weinig doen om ongelijkheid tegen te gaan komt door de scholen zelf, maar ook door de politiek. Neem de commissie-Dijsselbloem: die stelde in 2008 vast dat pogingen om het Nederlandse onderwijsstelsel te veranderen vaak mislukken. Sindsdien rust er in Den Haag op alles dat ook maar riekt naar veranderingen in het onderwijsstelsel een volstrekt taboe.
Jammer, want zo ontloopt de politiek op het gebied van kansenongelijkheid haar verantwoordelijkheid. Het aanpakken van die knelpunten is een taak voor de staatssecretaris en de minister: zij moeten zich hier verantwoordelijk voor voelen.
Ondertussen stuurt Den Haag al jaren de verkeerde kant op. CITO-scores en andere gestandaardiseerde tests zijn bijvoorbeeld minder belangrijk geworden voor het schooladvies. Terwijl juist achterstandsleerlingen zulke objectieve toetsing goed kunnen gebruiken.
Ook bij de schoolbesturen gaat het mis. Het aantal scholengemeenschappen neemt af, terwijl het aantal ‘gescheiden’ scholen toeneemt. In Maastricht bijvoorbeeld, zijn er sinds kort zelfs alleen nog aparte vmbo-, havo- en vwo-scholen. En in plaats van dat leerlingen pas op latere leeftijd worden ingedeeld op niveaus, vormen steeds meer basisscholen nu al aparte klasjes voor sterke leerlingen. Begrijpelijk, maar zo voeren scholen wel langzaam maar gestaag verborgen systeemwijzigingen door. Zonder dat we als maatschappij discussiëren over de gevolgen voor achterstandsleerlingen en de maatschappij als geheel.
De cijfers bewijzen dat de nood hoog is: alleen al in het basisonderwijs waren er vorig jaar tenminste 150.000 achterstandsleerlingen en laatbloeiers. Ook zij verdienen een eerlijke kans, juist op scholen. Iedere politieke partij zou zich daarover moeten opwinden. Want uiteindelijk is het in het belang van ons allemaal dat ieder kind een eerlijke kans krijgt.
Dit artikel schreef ik samen met collega Bram Eidhof .
![Flanagan](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/a680b278f81cc88c9e142a4489731a88-50x50.jpg)
Flanagan
30-11-2015 om 21:43
Aandekust
Ik heb de tekst gekopiëerd:
De havo moet minder saai worden
Marijke de Vries − 03/11/14, 11:24
© Bram Petraeus. Havo-leerlingen van het Ichthus College in Veenendaal doen tijdens hun praktijkdag proeven met kleurstoffen.
De havo is een ondergeschoven kindje, havisten zijn de afgelopen jaren verwaarloosd. Om hun talenten te benutten, moeten scholen anders te werk gaan. Dat stellen schoolleiders in het rapport 'Talentontwikkeling op de havo' dat vandaag wordt gepresenteerd. Staatssecretaris Sander Dekker van onderwijs is het eens met de conclusie: "We hebben afgelopen jaren te weinig nagedacht over wat de havo speciaal maakt. We keken er te veel naar als vwo en dan net een tandje minder, als vwo-light."
Veel havisten gaan vooral voor elkaar naar school, en niet om iets te leren
Volgens sommige schoolleiders lijken havo-leerlingen qua houding meer op vmbo'ers dan op vwo'ers: ze zijn vooral doeners in plaats van denkers. Ze willen weten wat het nut is van wat ze leren. Voor die specifieke behoeften van de havist is te weinig aandacht. Het havo-lesprogramma lijkt erg op dat van het vwo, staat in het rapport: vakkenpakketten, lesmethoden en exameneisen zijn een slap aftreksel van het vwo. "Door ze zo te benaderen is het vuurtje bij sommige leerlingen op standje waakvlam beland. Dat moeten we weer oppoken", zegt Dekker.
De belangrijkste vraag is volgens hem hoe de havo voor leerlingen, maar ook voor docenten weer leuker en uitdagender kan worden. "Leraren krijgen soms ook een punthoofd van al die leerlingen die niet vooruit te branden zijn."
Extra zetje
Maar hoe doe je dat? Dekker: "Een van de schoolleiders stelt dat we de havo moeten 'ontsaaien'. Daar zit wel wat in." Veel havisten gaan vooral voor elkaar naar school, en niet om iets te leren. Dat is terug te zien in de cijfers. In geen enkel schooltype blijven zoveel leerlingen zitten als in 4-havo: 18 procent. Niet omdat ze niet slim genoeg zijn, maar omdat ze gedemotiveerd zijn.
Dekker: "Door de aandacht voor zwakkere leerlingen in het onderwijs hebben we degenen die extra uitdaging nodig hebben of meer kunnen, verwaarloosd." Dat geldt voor alle schoolniveaus, zegt hij, maar het was funest voor de havo: daar kunnen bijna alle leerlingen een extra zetje gebruiken. "Havisten zijn pragmatisch: een zesje is genoeg. Het doel van veel leerlingen is om net niet te blijven zitten." Zonde, vindt Dekker. "Niet alleen voor individuele leerlingen, maar ook voor de maatschappij."
Hij wil scholen niet verplichten om de havo op de schop te nemen, maar moedigt dat wel aan. De bewindsman is erg enthousiast over scholen die het reguliere lesprogramma terugbrengen tot vier dagen. Dan kunnen leerlingen die vijfde dag aandacht besteden aan de dingen waarin ze echt geïnteresseerd zijn: een evenement organiseren, een bedrijfje starten of producten ontwerpen. Dekker hoopt dat scholen inspiratie opdoen uit het rapport. Voor het ontwikkelen van dit soort 'talentenprogramma's' kunnen ze geld krijgen van zijn ministerie.
Om scholen en leraren daarbij te helpen kondigde hij eerder al aan dat hij de regels rond het aantal lesuren gaat versoepelen en het makkelijker gaat maken voor leerlingen om op een hoger niveau eindexamen te doen in de vakken waarin ze goed zijn.
![skik](https://static.ouders.nl/uploads/users/2021/1/32b509e0709d9587_4e5a29-50x50.jpg)
skik
30-11-2015 om 22:05
Blegh
"Veel havisten gaan vooral voor elkaar naar school, en niet om iets te leren. Volgens sommige schoolleiders lijken havo-leerlingen qua houding meer op vmbo'ers dan op vwo'ers: ze zijn vooral doeners in plaats van denkers."
Ik houd nooit zo van dat gegeneraliseer. Alsof havisten/vmbo'ers/vwo'ers zo'n homogene groep zijn dat je er in algemene zin karaktereigenschappen en achterliggende motivaties aan kan koppelen. Blegh. De variëteit in motivatie, interesses en leerstijlen zullen tussen leerlingen van een bepaald schoolniveau net zo groot zijn als tussen de niveaus.
skik
![Anders](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/b307360d26704b508dad548d1852c5fa-50x50.jpg)
Anders
01-12-2015 om 11:07
stapelen
Mijn ervaring is dat degenen die van de havo naar het vwo gingen (en daar zaten ook jongens tussen die daarvoor eerst de mavo hadden gedaan) het niveau juist omhoog trokken in het begin van 5-vwo, omdat zij veel stof al gehad hadden.
Natuurlijk zitten hier ook weleens kinderen bij die misschien beter meteen voor een beroepsopleiding hadden kunnen kiezen, maar laat iedereen deze keuze zelf maken. Ook als je slechts met allemaal zessen bent geslaagd. Sommige kinderen hebben iets meer aanlooptijd nodig en daar is niets mis mee.
![aandekust](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/6ae1d62bf93017add729a51954d48f14-50x50.jpg)
aandekust
01-12-2015 om 14:08
Flanagan
Beste Flanagan, bedankt voor je moeite!
Een opmerking:
"De bewindsman is erg enthousiast over scholen die het reguliere lesprogramma terugbrengen tot vier dagen. Dan kunnen leerlingen die vijfde dag aandacht besteden aan de dingen waarin ze echt geïnteresseerd zijn: een evenement organiseren, een bedrijfje starten of producten ontwerpen."
Scholen mogen dan niet vergeten hun leerlingen ook op dag 5 te begeleiden. Hier is het lesuitval het hoogst bij de havisten. Die voelen zich vervolgens niet serieus genomen en komen ook niet opdagen als de lessen wel doorgaan.
![Engelandvaarder](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/2e257e38c416708c13b948f9c45c6e4f-50x50.jpg)
Engelandvaarder
03-12-2015 om 13:18
Misvatting over later niveau kiezen - Jamie ea
Het later bepalen wat het uiteindelijke niveau wordt hoeft niet te betekenen dat alle leerlingen samen in dezelfde klas op hetzelfde niveau les krijgen voor alle vakken. In Engelse 'comprehensives' gaan alle nivuease naar dezelfde school, maar wordt op (minstens) vijf niveaus les gegeven. Per vak wordt het passende niveau bepaald en dit is het cruciale verschil: het is heel makkelijk om van niveau te wisselen. De klassen zijn dus voor elk vak anders samengesteld. Hierdoor kunnen kinderen die academisch niet zo sterk zijn bijvoorbeeld wel drama of muziek met VWO-niveau leerlingen krijgen. Maar de leervakken volgen ze met leerlingen die hetzelfde tempo en onderwijsstijl aankunnen.
Onze zoon kwam oa door dyslexie en ADD met vrij lage scores van de basisschool en werd dus in eerste instantie op een laag niveau geplaatst. Hij bloeide echter geweldig op op de middelbare school en voor de meeste vakken klom hij in een paar maanden naar een aantal niveaus hoger. Niet voor alle vakken, hij deed nog steeds de zaakvakken op een lager niveau dan wiskunde en de natuurwetenschappen. Nu in zijn vijfde jaar gaat het zo goed dat het ernaar uitziet dat hij over twee jaar zo doorkan naar de universiteit om natuurkunde te studeren.
Ik wil zeker niet zeggen dat het onderwijssysteem hier perfect is, maar voor onze zoon is het een uitkomst. In Nederland was hij op zijn 12e naar het VMBO gestuurd op basis van zijn langzame traject op de basisschool. Dat zou een grote vergissing zijn geweest voor hem, het blijkt duidelijk dat hoe hoger het niveau van abstractie van de stof, hoe beter hij kan laten zien wat hij kan.
![Jamie](https://static.ouders.nl/uploads/identicons/4402b3bae27683fee56b202bfd23bab3-50x50.jpg)
Jamie
03-12-2015 om 17:08
Engelandvaarder
Nou, dat is toch precies wat ik bedoelde: niet standaard alle kinderen bij elkaar zetten, er zijn andere oplossingen!
Reageer op dit bericht
Op dit topic is al langer dan 4 weken niet gereageerd, daarom is het reageerveld verborgen. Je kan ook een nieuw topic starten.