16 mei 2002 door Mieke Beers

Waarom ontwikkelt mijn derde kind zich zo veel trager dan de andere twee? (3 jr)

Mijn zoon wordt eind augustus drie. Zijn oudere broer en zus praatten al heel snel, heel veel, en heel goed. Maar hij doet het opvallend anders. Hij verbindt nu wel woordjes aan elkaar tot korte zinnetjes, maar hij heeft maar een kleine woordenschat.

Hij begrijpt wel heel veel, maar het komt er niet uit. Daarbij noemt hij vrijwel alles naar het geluid dat het maakt: koe is "boe", poes is "mauw", en auto is "broem broem". Zijn eigen naam kan hij nog niet zeggen.

Voor bepaalde woorden verzint hij totaal andere woorden. Een speen is een "bam", dank je is "i ju", en zijn zus Claudia is "Gra". Maar drinken is ook "gra" en een kussen ook. Hij spreekt wel met twee woorden als hij "bedankt" of "dag" zegt ("Dag oma", of "I ju mama").

Ik moet er vaak vreselijk om lachen, maar wat zit er nu achter dit taalgebruik?

Antwoord

Uw vraag betreft één van de lastigste onderwerpen in het onderzoek naar taalontwikkeling, namelijk de grote verschillen tussen kinderen in het tempo waarmee ze hun taalkennis verwerven.

Uit de vele onderzoeken die sinds tientallen jaren worden gedaan, weten we dat de
volgorde waarin de kennis over de moedertaal wordt verworven voor alle kinderen aardig overeenkomt. Maar het ene kind doorloopt die taalstadia sneller dan het andere.

Woordenschat van 50 woorden: tussen 16 en 30 maanden

Met name in de eerste levensjaren zijn de verschillen vaak groot. Uit een onderzoek bij Nederlandse kinderen naar de verwerving van de woordenschat bleek bijvoorbeeld dat sommige kinderen al op de leeftijd van 16 maanden een woordenschat hadden van 50 woorden, terwijl andere kinderen dit pas bereikten rond de leeftijd van 30 maanden. Een groot verschil dus.

Als uw zoontje – van ongeveer 30 maanden – nog een geringe woordenschat heeft, dan valt hij dus onder de wat langzamere kinderen, maar nog wel binnen de grenzen van de normale ontwikkeling.

Korte zinnetjes en eenvoudige uitspraak

Ook bij de andere punten die u noemt, zoals de korte zinnetjes en de eenvoudige uitspraak van woorden, lijkt hij zich langzamer te ontwikkelen dan zijn leeftijdsgenootjes.

Zinnetjes van één à twee woorden worden door de meeste kinderen zo rond de tweede verjaardag gemaakt. Maar uit onderzoeken is ook bekend dat er kinderen zijn die op 3-jarige leeftijd nog een gemiddelde zinslengte hebben van 2 woorden.

Gra

En wat betreft de klanken: de voorbeelden die u noemt, duiden erop dat uw zoontje woorden met een ingewikkeld klankpatroon vereenvoudigt, zoals jongere kinderen doen. Bijvoorbeeld: SP in
speen wordt een B en
dank wordt zelfs maar één klank, namelijk I. Woorden met twee of meer lettergrepen worden gereduceerd tot één lettergreep: Claudia, drinken en kussen worden allemaal GRA.

Het feit dat één vorm gebruikt wordt in meerdere betekenissen, komt vaker voor bij jonge kinderen als ze nog onvoldoende klanken beheersen. Bijzonder is dat hij bij dit eigen woordje juist wel een opeenvolging van klanken gebruikt. Maar als hij de R achter in de mond maakt, dan ligt de uitspraak van deze klanken juist weer dicht bij elkaar en kan die alsnog eenvoudig voor hem zijn. Ook het nog veel gebruiken van onomatopeën (klank-nabootsingen zoals
boe,
miauw en
broem broem) in plaats van de juiste woorden is iets wat kinderen rond de leeftijd van 2 jaar doen.

Kortom: uw zoon behoort tot de trage taalverwervers op allerlei onderdelen van de taalontwikkeling.

Taalbegrip

Positief is echter dat hij alles goed begrijpt. De ontwikkeling van het taalbegrip gaat uiteraard vooraf aan de ontwikkeling van de taalproductie. Maar ook hier zijn de onderlinge verschillen groot.

Sommige kinderen zijn voorzichtig, en zeggen pas woorden en zinnen als ze zeker weten hoe het moet. Er is dan een groot verschil tussen het taalbegrip en de taalproductie.

Andere kinderen maken zich minder druk en zeggen woorden en zinnen ook als ze er nog niet zeker zijn van hoe het moet. Het verschil tussen hun taalbegrip en taalproductie zal dan ook minder groot zijn.

Hoe gaat het nu verder?

Een belangrijke vraag na dit alles is natuurlijk of deze achterstand zo blijft. Een achterstand van een jaar is namelijk al flink op deze nog jonge leeftijd, en kan ook duiden op een taalontwikkelingsprobleem. Het is dus verstandig om de taalontwikkeling van uw zoontje goed te blijven volgen.

Het is helaas moeilijk om aan te geven hoe het verder zal gaan. Ook hierin is weer veel verschil tussen kinderen. Kinderen kunnen plotseling een spurt maken in hun ontwikkeling, bijvoorbeeld als de uitdaging om te spreken groter wordt. Wanneer ze met andere kinderen en in een andere omgeving (zoals de peuterspeelzaal) zich veel beter duidelijk moeten maken dan in de vertrouwde omgeving thuis, kan blijken dat ze toch veel meer kunnen.