Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
16 maart 2007 door Annelou de Vries
Mijn dochter (12 jaar) is bang om naar school te gaan. Ze denkt dat kinderen haar stom vinden. Ze zegt: "Jullie weten niet wat ik meemaak op school. Ik durf niets, ik durf niet te praten, en ik ben bang dat ze me stom vinden. 's Nachts lig ik te huilen, ik vind het leven niet leuk".
's Morgens, voor school, eet ze niet omdat ze dan misselijk wordt. Op school eet ze ook niet. We hebben met opzet een kleine school voor haar gekozen met een niveau dat ze makkelijk aankan. Op school is ze heel lief maar wel stil, aldus de leraren.
Ze wil niet met ons mee naar vrienden. Doet ze dat wel (als wij haar dwingen), dan is ze verstijfd, praat niet uit zich zelf, eet niet en drinkt niet.
Op kamp heeft ze een hele week geen ontlasting gehad. "Het maakt geluid en het stinkt. Stel je voor dat anderen dat horen."
Als klein meisje was ze bang voor harde regen, storm, onweer en vuurwerk. Dat is nu wel minder. Vanaf haar 7e is ze bang geworden voor "Wat zullen de mensen van mij zeggen".
Zelf heb ik een angststoornis/depressie gehad. Gelukkig is dat na intensieve therapie helemaal voorbij.
Ik maak me zorgen. Groeit ze hier overheen? Zal ze vanzelf sterker worden, of moet ik actie ondernemen?
U heeft een heel begrijpelijke zorg over uw dochter en uw vragen zijn dan ook volkomen terecht. Alhoewel het altijd moeilijk is om op afstand te zeggen wat er aan de hand is, doet uw verhaal mij sterk denken aan een sociale angststoornis of sociale fobie. Hieronder zal ik daarover wat meer vertellen.
In ieder geval denk ik dat het goed is om actie te ondernemen, en niet af te wachten of ze er overheen groeit.
Iedereen vindt het wel eens eng om op een ander af te stappen, een praatje te maken, of op te treden voor een groep. Ook is elk mens wel eens verlegen, of bang dat anderen hen raar of niet leuk zullen vinden. En iedereen heeft momenten dat hij zicht schaamt. Dat zijn angstige emoties die allemaal bij het normale leven en de normale ontwikkeling horen.
De meeste kinderen zijn verlegen in nieuwe situaties. In de loop van hun leven leren ze echter hoe ze contact moeten leggen en hoe ze zich moeten gedragen bij anderen. Hoe ouder ze worden, des te makkelijker ze dat meestal afgaat.
Maar soms gaat het niet vanzelf makkelijker. Als de angst en verlegenheid dan zó groot worden dat het kind er last van heeft, en zijn normale ontwikkeling erdoor onder druk komt te staan, dan spreek je van een sociale angststoornis.
Mensen met een sociale angststoornis zijn extreem bang in gezelschap van anderen. Ze voelen zich erg verlegen en zenuwachtig, en weten vaak niet goed wat ze moeten zeggen. Ze zijn bang om raar of vreemd gevonden te worden door anderen.
De spanningen die op kunnen treden bij een sociale angststoornis zijn vaak zó heftig, dat ze gepaard kunnen gaan met allerlei lichamelijke sensaties. Zoals: buikpijn, blozen, zweterigheid, trillen, of knikkende knieën.
Dat zijn zulke nare gevoelens dat dan al snel de neiging ontstaat om de (sociale) situaties die ervoor verantwoordelijk zijn, steeds meer uit de weg te gaan. We noemen dat vermijdingsgedrag. Kinderen durven dan bijvoorbeeld niet meer bij vriendjes of vriendinnetjes te gaan spelen, ze vinden school eng, en zijn het liefst alleen maar thuis.
Thuis zie je vaak niets van deze klachten. Daar kunnen dit soort kinderen vaak heel makkelijk praten en lijken ze helemaal niet beschaamd. Ze voelen zich daar wel vertrouwd.
Tot slot nog even een paar dingen om het probleem in een wat breder kader te plaatsen.
Ten eerste: een sociale angststoornis gaat vaak samen met andere angsten. Dat uw dochter vroeger voor allerlei dingen bang is geweest, kan dus goed kloppen.
Ten tweede: een aanleg voor dit soort angsten kan ook 'in de familie zitten'. U vertelde bijvoorbeeld dat u zelf ook een angststoornis heeft gehad. Bij angst speelt erfelijkheid dus ook een rol.
En ten derde: wat er in de omgeving van iemand gebeurt, en wat hij meemaakt, heeft invloed op de angst. Dat lijkt een open deur (allicht dat je bang kunt worden van akelige ervaringen) maar het is toch wel belangrijk, omdat het niet alleen om dingen hoeft te gaan die je toevallig overkomen, maar ook om meer structurele zaken. Ouders kunnen bijvoorbeeld 'het slechte voorbeeld geven' door zelf heel angstig te reageren. Kinderen kunnen dat gemakkelijk overnemen.
Het is helaas heel moeilijk te voorspellen welk kind vanzelf over een sociale angststoornis heen groeit en wie er gaandeweg juist meer last van krijgt.
Voor het tweede soort kinderen blijft het moeilijk om de deur uit te gaan. Ze blijven opzien tegen nieuwe dingen, en de overgang naar een andere school (of vervolg-opleiding) is vaak zó lastig dat ze die niet eens meer afmaken.
Juist in de puberteit, als voor de meeste jongeren de wereld steeds meer buitenshuis komt te liggen, gaan jongeren met een sociale angststoornis zich terugtrekken. Dat maakt hen nóg onzekerder over zichzelf, en het zal u niet verbazen dat ze dan heel eenzaam kunnen worden.
Uiteindelijk kunnen het dan geïsoleerde en bange volwassenen worden, die moeite hebben een baan te vinden, weinig of geen vrienden hebben, en ongelukkig en depressief worden.
Dat zijn geen prettige vooruitzichten. Vandaar mijn advies om al op de kinderleeftijd iets te doen aan een sociale angststoornis.
Het is fijn voor een sociaal angstig kind om wat steviger en moediger te worden. Dat kan op verschillende manieren. Hieronder geef ik een paar mogelijkheden.
Tegenwoordig wordt meestal gekozen voor cognitieve gedragstherapie. Kinderen leren dan om meer vertrouwen in zichzelf te hebben, en minder bang te zijn voor anderen. Voor een verwijzing (naar een GGZ-instelling) kunt u terecht bij uw huisarts of Bureau Jeugdzorg. Ook kunt u zelf iets regelen bij een vrijgevestigde psychotherapeut (zie www.nvvp.nl).
En tot slot: er bestaan medicijnen, maar bij kinderen en jongeren is men daar terughoudend mee. Ze worden pas gegeven als psychotherapie niet voldoende heeft geholpen.
Mochten er toevallig volwassenen hebben meegelezen, die zelf nog steeds last hebben van een sociale angststoornis, dan kan ik u een folder van de Nederlandse Vereniging van Psychiatrie aanraden. Zie: In gesprek over: Sociale fobie (pdf, 360 KB).
Veel succes en sterkte!
Annelou de Vries is kinder- en jeugdpsychiater, en als zodanig werkzaam bij het VU Medisch Centrum te Amsterdam. Daarnaast werkt zij mee aan de opleiding voor kinder- en jeugdpsychiaters.