Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
5 november 2004 door Ellen Gerrits
Mijn zoontje van 2 jaar en 9 maanden spreekt tweewoord-zinnetjes (soms drie) van concrete woorden. Bijvoorbeeld: "Mama boven" of "Jongetje lachen". Het benoemen van concrete dingen gaat goed (hij kent ook kleuren en vormen), maar vragen beantwoorden vindt hij moeilijk omdat hij de vraagwoorden (wat, hoe, waar, etc.) niet uit elkaar kan houden.
Soms probeert hij wat te vertellen, maar komt hij niet uit de woordenbrij. Hij heeft duidelijk een probleem met abstracte woorden en de structuur van een zin. Genoeg redenen om me zorgen te maken?
Er is geen reden om u zorgen te maken over de taalontwikkeling van uw zoontje; de voorbeelden die u noemt, passen bij zijn leeftijd.
De uitingslengte van kinderen van 2 jaar is tenminste twee woorden en van kinderen van net 3 jaar oud tenminste 3 tot 5 woorden. Over een paar maanden zal uw zoontje dus langere zinnetjes gaan maken.
Kinderen van 2 jaar praten graag over concrete gebeurtenissen, voorwerpen en handelingen. Kleuren en vormen zijn trouwens al behoorlijk abstract!
Ook in het begrijpen van vragen lijkt uw zoontje zich normaal te ontwikkelen. Vragen beantwoorden kunnen kinderen al op heel jonge leeftijd, mits de vraag eenvoudig is en beantwoord kan worden met een korte uiting.
Er is overigens nog niet zo veel bekend over het begrip van de verschillende vraagwoorden op jonge leeftijd. Ik denk zelf dat de vraagwoorden
wat,
waar en
wie eerder worden begrepen dan
hoe en
waarom. De eerstgenoemde vraagwoorden komen namelijk vaak voor in vragen van ouders aan jonge kinderen, zoals "Wat is dat?", "Wie is dat?", "Wat doet papa?", "Wat wil je drinken, appelsap?" en "Waar is mama?". Ik vermoed dat uw zoontje geen moeite heeft met die laatste vraag, gezien uw voorbeeld "Mama boven".
De ontwikkeling van vragen beantwoorden strekt zich uit over een lange periode. Een mooi voorbeeld is het volgende (uit het proefschrift van de taalkundige Marja Roelofs, 1998):
Moeder roept over de heg: "Merel, is Nicky bij jou in de hut?"
Merel (5 jaar): "Nee."
Floor (9 jaar): "Hij is niet in de hut, maar wel in de tuin."
Beide antwoorden zijn correct, maar de 9-jarige Floor begrijpt al waar de vraag
eigenlijk om draait. Haar antwoord is daardoor informatiever en relevanter dan dat van Merel.
Ook blijkt uit uw voorbeelden dat uw zoon al de juiste zinsstructuur toepast. De woorden die hij combineert tot tweewoord-zinnetjes, staan in de correcte volgorde. Taalkundigen gaan ervan uit dat een kind over voldoende grammaticale kennis beschikt als hij bij tweewoord-zinnetjes systematisch het onderwerp voorop plaatst, bijvoorbeeld "Mama lachen", "Oma weg", "Papa fietsen". De omgekeerde (ongrammaticale) volgorde ("Lachen mama", "Weg oma", etc.) moet dan minder vaak voorkomen.
De eerste zinnetjes van een kind worden gekenmerkt door telegramstijl. Dat betekent dat functiewoorden (zoals lidwoorden en voorzetsels) nog weggelaten worden, en dat werkwoorden worden nog niet worden vervoegd.
Een samenhangend verhaal vertellen is een van de meest complexe vaardigheden die het kind zich eigen moet maken. Een kind van 2 jaar oud is hier nog niet aan toe. Op die leeftijd volstaat "Oma trein" wanneer hij wil vertellen over wat hij die dag heeft meegemaakt.
Iets vertellen is complex, omdat het aan (pragmatische)
regels is gebonden, oftewel regels over het gebruik van de taal. Er wordt een introductie van de personages en de locatie verwacht, een kerngebeurtenis, en een duidelijke afsluiting. Zelfs kleuters vinden dit vaak nog erg moeilijk, zoals blijkt uit hun onsamenhangende kringgesprekjes.
Vanaf 6 jaar hebben de meeste kinderen het vertellen onder de knie.
Ouders van jonge kinderen oefenen onbewust het gebruik van de vertelstructuur, door samen met hun kind over een bezoekje aan oma of de dierentuin te praten. Hierbij vult de ouder het kind aan, of stelt de ouder vragen over de ontbrekende informatie. Ook bij het 'lezen' van een plaatjesboek, of het voorlezen van een boek dat tekst bevat, wordt deze vaardigheid geoefend.
Wilt u meer weten over de verteltechniek van kleine kinderen, lees dan
"Hoe bedoel je?" - De verwerving van pragmatische vaardigheden, door Marja Roelofs. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, LOT serie nr. 5.
is spraak-taalpatholoog en logopedist, en werkzaam als hoogleraar aan de Universiteit Utrecht.