Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
2 juli 2004 door Annelou de Vries
Mijn geestelijk gehandicapte dochter van 16 kent geen verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Dit komt doordat ze erg veel video en tv gekeken heeft en alle figuren uit de video's een eigen leven voor haar zijn gaan leiden.
Nu loopt ze steeds weg en zoekt ze die figuren uit de video's en belt ze overal aan bij mensen met de vraag of die vriendjes daar wonen. Ook trekt ze zich terug in haar fantasiewereld en ze zoekt geen contact met andere kinderen.
Alles uit de video's en van de tv is echt voor haar. Hoe moet ik hiermee omgaan?
Het eerste wat je je in zo'n situatie moet afvragen, is in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een probleem. Als het functioneren van uw dochter niet echt belemmerd wordt door haar fantasie-wereld (en als de mensen bij wie ze aanbelt er niet echt last van hebben), dan kunt u het gewoon laten gaan, en haar de gelegenheid geven zich uit te leven.
Maar als er redenen zijn om er wél wat aan te doen, dan kunt u bijvoorbeeld samen met uw dochter naar de video's en de televisie kijken, en uitleg daarbij geven. Soms kan het ook helpen om de fantasiewereld wat in te perken door het video- en televisie-kijken te beperken.
Heel soms kan er sprake zijn van een gestoorde realiteits-toetsing; het lukt dan niet meer om iemand op andere gedachten te brengen. In zo'n geval kan het goed zijn om professionele hulp te zoeken.
Hieronder zal ik uitleggen hoe dat proces van fantasie en werkelijkheidsbeleving zich in het algemeen ontwikkelt.
Een van de belangrijke dingen die kinderen moeten leren tijdens hun ontwikkeling is onderscheid te maken tussen fantasie en werkelijkheid. Dit is iets waar peuters en kleuters druk mee oefenen. Ze geloven in monsters, als ouder haal je voor het slapen krokodillen onder hun bedje vandaan, en zelf spelen ze dat ze ridder of prinses zijn.
Kinderen tussen 2 en 6 jaar raken soms nog in de war over echt en onecht, maar ze maken er ook grapjes mee en kunnen verschrikkelijk griezelen én genieten van – bijvoorbeeld – de wondere sprookjeswereld.
Tegen de tijd dat kleuters rijp zijn om te gaan leren, dus als ze zo'n jaar of 6 zijn, zijn de meesten wel in staat om het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid te maken. Ze bestraffen elkaar en hun ouders streng als er vergissingen gemaakt worden: "Dat kán helemaal niet!" Of: "Dat ís niet waar." En onderling regelen ze of het om 'echie' of 'neppie' gaat.
De televisie blijft voor veel kinderen echter een verwarrende wereld. Het is niet altijd duidelijk of het daar om 'echt' of 'alsof' gaat. Sommige programma's zijn een reële weergave van de werkelijkheid, terwijl in andere programma's op heel realistische wijze een fantasiewereld wordt geschapen die voor kinderen vaak moeilijk als zodanig herkenbaar is.
Een belangrijke reden waarom het goed is om als ouder samen met je kind te kijken, is om na te gaan of je kind dit onderscheid begijpt.
Uw dochter is geestelijk gehandicapt en functioneert waarschijnlijk op een veel lager niveau dan haar 16-jarige leeftijd. U vertelt dat ze nog veel moeite heeft met het maken van onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid, en dat ze helemaal opgaat in de video- en tv-wereld.
Kinderen bij wie het niet lukt om het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid te maken, hoeven daar niet altijd last van te hebben. Als het hun gewone ontwikkeling niet in de weg staat, hoeven ze niet altijd uit hun 'waan' geholpen te worden.
Maar als ze er helemaal in opgaan en het hun normale gedrag wél belemmert, dan moeten ze een handje geholpen worden om dit onderscheid alsnog te maken. Dit kan, zoals gezegd, door samen met uw dochter te kijken naar de video's en de televisie en daar uitleg bij te geven. Ook het beperken van het video- en televisie-kijken kan soms helpen.
Als kinderen echt niet leren onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid te maken, of als ze het eerst wel konden en later niet meer, dan spreken we in de kinderpsychiatrie van een "gestoorde realiteitstoetsing".
Bij geestelijk gehandicapte kinderen komt dit meer voor dan bij kinderen zonder zo'n handicap. Er kan dan sprake zijn van een probleem dat meer professionele aandacht behoeft.
Succes ermee!
Annelou de Vries is kinder- en jeugdpsychiater, en als zodanig werkzaam bij het VU Medisch Centrum te Amsterdam. Daarnaast werkt zij mee aan de opleiding voor kinder- en jeugdpsychiaters.