15 september 2006 door Nadia Eversteijn

Mijn zoon heeft zichzelf Zweeds geleerd en krijgt nu problemen met Duits op school. Hoe lossen we dat op? (17 jr)

Mijn zoon (nu 17) wil na zijn eindexamen naar Zweden. Daarom is hij vorig jaar zomer begonnen zichzelf de taal te leren, op een 'natuurlijke' manier. Dat wil zeggen: met films, luisterboeken, gewone boeken, en proberen te schrijven. Het gaat werkelijk goed. Dit werd van de zomer bevestigd in Zweden zelf.

Maar op school blijkt het wel eens problemen te geven, vooral met Duits. Hij heeft, naar eigen zeggen, last van "Zweedse woorden die door mijn hoofd razen als ik probeer Duits te schrijven of te spreken." Bij lezen en luisteren merkt hij juist een positief effect. Dat gaat dus juist beter dan voorheen.

Toen hij een spreekbeurt moest houden (in het Duits), gebeurde het dat hij sommige woorden best wíst, maar dat het Zweedse synoniem hardnekkig opdook. Hij kon dan niet het 'goede' woord vinden. Daar werd hij onzeker van, waardoor de spreekbeurt slordiger werd dan had gehoeven. Waarna de leerkracht zei: "Je had best een 8 kunnen halen, als het maar niet zo'n chaos was geweest". Het werd uiteindelijk een 7.

Mijn vragen:

  • is dit een normaal verschijnsel? En hoe komt het?
  • kan hij, misschien met wat hulp, dit soort problemen leren te vermijden?
  • of is het beter om dat Zweeds een tijdje te laten rusten? Persoonlijk vind ik zijn 'schooltalen' belangrijker dan dat Zweeds.

Antwoord

Omdat uw zoon intensief bezig is met het Zweeds, wordt die taal sneller bij hem 'geactiveerd' dan het Duits. Dat is een normaal verschijnsel, dat ik hieronder zal toelichten.

Als uw zoon het Zweeds tijdelijk zou laten rusten, dan zouden er waarschijnlijk minder Zweedse woorden in zijn hoofd opkomen, maar daar zou zijn Duitse spreekvaardigheid nog niet door verbeteren! Ook dat zal ik toelichten.

Tot slot zal ik aangeven hoe je de kans op een succesvolle spreekbeurt wél vergroot.

Meertalig opgroeien

Bij kinderen die van-jongs-af-aan meertalig opgroeien, is het óók zo dat de talen die ze kennen beurtelings in hun hoofd geactiveerd worden. En ook bij hen kan het zo zijn dat de ene taal gemakkelijker geactiveerd wordt dan de andere. Daarom vind ik de kwestie die u beschrijft prima binnen deze vraagbaak (over kindertaal en meertaligheid) passen, ook al lijkt hij meer over 'onderwijs' dan 'natuurlijke taalverwerving' te gaan.

Eerst zal ik wat vertellen over het geactiveerd worden van talen in het algemeen. Daarna zal ik ingaan op de situatie van uw zoon.

Het activeren van talen

Zoals iedereen weet, kunnen talen sterk van elkaar verschillen. Niet alleen omdat er andere woorden worden gebruikt, maar ook vanwege verschillen in woordvolgorde, verschillen in de manier waarop 'tijden' worden uitgedrukt (verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.), verschillen in de manier waarop een ontkenning wordt gevormd, enzovoorts.

Daarom is het lastig om twee talen lukraak door elkaar te spreken, bijvoorbeeld door om en om een woord uit de ene taal en een woord uit de andere taal te kiezen. Een kind dat Frans en Nederlands door elkaar spreekt, en dat geen fiets heeft, zal bijvoorbeeld nooit zeggen:

Ik ne heb pas een bicyclette.

Wat zo'n kind wél zou kunnen zeggen, is:

Je n'ai pas een fiets.

De matrix-taal

De woordvolgorde van het tweede zinnetje wordt geheel bepaald door het Frans; het Frans vormt als het ware het sjabloon. In dat sjabloon zijn vervolgens niet alleen Franse woordjes ingevuld, maar ook een paar Nederlandse. Taalkundigen zeggen dan dat in de tweede zin het Frans de
matrix language is (de 'hoofdtaal', die het sjabloon bepaalt), terwijl het Nederlands de
embedded language (ingebedde taal) is.

Voor meertalige kinderen is het meestal heel duidelijk welke taal de matrix language moet vormen voor een conversatie. Op school moet het bijvoorbeeld Nederlands zijn, want anders wordt de leraar kwaad. Of als je opa en oma uit Italië overkomen, dan moet je Italiaans spreken, anders ben je onbeleefd. En als je een Duitse spreekbeurt houdt, dan moet het Duits zijn.

Soms kun je echter ook vrij zijn in je keuze van de matrixtaal, bijvoorbeeld als je met leeftijdsgenoten kletst. Hier is een fragment uit een gesprek tussen twee Turks-Nederlandse vriendinnen (vertaling tussen haakjes):

A: Maar hoe was die feest, de dügün?

(dügün = bruiloft)

B: Kìna? Dügüne gitmedik ya.

(Het vrijgezellenfeest? We zijn niet naar de bruiloft geweest, joh.)

Vriendin A begint in de matrixtaal Nederlands te praten, maar voegt een Turks woord toe, omdat het Turkse woord voor bruiloft hier beter de lading dekt (het gaat namelijk om een bruiloft volgens Turkse gebruiken, van Turkse kennissen). Dat Turkse woord werkt bij vriendin B echter als een
trigger (aanleiding): het
activeert bij haar de Turkse taal, en daarom heeft haar antwoord het Turks als matrixtaal.

Hoe werkt 'activeren'?

We hebben inmiddels al twee triggers gezien die kunnen zorgen voor het activeren van een andere taal, namelijk:

  • je verwijst naar iets dat bij de andere cultuur hoort ('dügün' in plaats van 'bruiloft');
  • of je neemt de taal over die je een ander zojuist hebt horen praten.

Er bestaan echter nog veel meer triggers die een taal kunnen activeren. Een heel belangrijke is:

  • woordvindingsproblemen.

Woordvindingsproblemen komen het vaakst voor in de taal die je het minst goed beheerst. Als je dan toch snel wilt doorpraten, dan voeg je een woord in uit de taal die je beter beheerst. Met andere woorden: de taal die je beter beheerst, laat zich ook gemakkelijker activeren.

Natuurlijke leeromgeving

Uw zoon is heel enthousiast bezig om zichzelf Zweeds te leren. Hij doet dat met een heel concreet doel: hij wil na zijn eindexamen zelf graag naar Zweden toe. Een betere motivatie om een taal te leren bestaat er eigenlijk niet.

Ik begrijp uit uw beschrijving dat hij ook al in Zweden is geweest, waar hij ongetwijfeld flink heeft kunnen oefenen, in een natuurlijke leeromgeving.

Zo'n natuurlijke leeromgeving in het land zelf, daar kan de docent Duits in zijn of haar klaslokaal eigenlijk niet tegen op. Heel misschien staat bij u thuis wel eens een Duitse televisiezender aan. Maar verder hangt het Duitse taalaanbod dat uw zoon ontvangt, volledig af van die paar uurtjes Duitse les per week. Hoeveel Duits hij in die uurtjes daadwerkelijk hoort en spreekt, hangt ook een beetje van de docent af. Het maakt bijvoorbeeld veel uit of de docent de doeltaal (het Duits) gebruikt om instructies te geven, of dat dat in het Nederlands gebeurt.

Actief luisteren en spreken

Vroeger maakte actief luisteren en spreken nauwelijks deel uit van het vreemde-talenonderwijs. Alle lesmethodes waren namelijk gebaseerd op de zogenaamde grammatica-vertaalmethode, die oorspronkelijk bedoeld was voor het leren van Latijn: een dode taal, die niemand meer actief hoeft te leren spreken. Je leerde de grammatica, je stampte woordjes, en je vertaalde met die kennis een tekst. En dat was dat.

Sinds de jaren '70 is het vreemde-talenonderwijs echter communicatiever geworden, dat wil zeggen: meer gericht op het voeren van een gesprek in de vreemde taal. Die communicatieve aanpak is intussen ook verwerkt in alle lesmethodes. In hoeverre het onderwijs ook écht communicatief gericht is, hangt echter nog sterk af van de individuele docent. Maar zelfs als de docent van uw zoon een sterk communicatieve aanpak hanteert, dan nóg blijft het houden van een spreekbeurt een ingewikkelde taak voor de leerlingen, simpelweg omdat hun Duitse taalaanbod beperkt is.

Woordvindingsproblemen

Het is dus helemaal niet verwonderlijk dat uw zoon woordvindingsproblemen heeft, als hij een Duitse spreekbeurt geeft. (Hij ként de Duitse woorden wel, alleen kan hij ze niet zo snel vinden.) En het is ook niet verwonderlijk dat hij de tijdelijke hiaten dan opvult met een Zweeds woord. Dat ligt meer voor de hand dan bijvoorbeeld een Frans woord, omdat het Zweeds en het Duits beide Germaanse talen zijn, en het Zweeds ook wat Duitse leenwoorden kent.

Bovendien vermoed ik dat de melodie en het klanksysteem van het Duits en het Zweeds overeenkomsten vertonen in de oren van uw zoon, en dat hij daarom voordeel van het Zweeds heeft bij luisteren en lezen.

Wat zou er nu gebeurd zijn tijdens die spreekbeurt als uw zoon géén Zweeds had gekend? Ik ben er praktisch van overtuigd dat hij dan precies evenveel woordvindingsproblemen gehad zou hebben, maar dat hij ze met iets anders opgelost zou hebben. Bijvoorbeeld met een 'verduitst' Nederlands woord, of gewoon met "Uh...".

Daarom geloof ik ook niet dat het Zweeds het Duits van uw zoon in de weg zit. Of het zou moeten zijn dat hij zóveel tijd aan het Zweeds besteedt, dat er geen tijd meer overblijft voor zijn schoolvakken. Maar dan zou bijvoorbeeld zijn wiskunde evengoed lijden onder het Zweeds!

Spreekbeurten verbeteren

Er zijn twee manieren om de volgende keer de spreekbeurt tot een (nog) groter succes te maken. Ten eerste zou het goed zijn om van tevoren thuis hardop te oefenen. Dus niet alleen inhoudelijk voorbereiden, maar ook alvast thuis de woordvindingsproblemen oplossen, desnoods met het woordenboek erbij.

Ten tweede zou het goed zijn als hij het Duits alvast een beetje probeert te 'activeren' vóór de aanvang van de spreekbeurt. Dus bijvoorbeeld een Duitstalige film kijken, of onderweg naar school proberen in het Duits te denken. Daardoor kan het Duits sneller getriggerd worden.

Zweeds niet laten rusten!

Tot slot uw vraag of uw zoon het Zweeds beter even kan laten rusten. Dat zou eigenlijk heel zonde zijn. Natuurlijk zijn de schooltalen belangrijk voor uw zoon, omdat hij er eindexamen in moet doen. Maar dat is een indirect doel: hij heeft immers geen plannen om naar Duitsland of Engeland te vertrekken.

Met het Zweeds heeft hij daarentegen een direct, praktisch doel, en daarom kun je met evenveel recht stellen dat het Zweeds (naast het Nederlands) op dit moment de belangrijkste taal voor uw zoon is.

Ik wens uw zoon heel veel succes, met het examen én met zijn Zweedse avontuur!