28 januari 2019 door Paul Morsch

Bakfiets-terreur

Astrid en Paul zijn de ouders van drie kinderen Bram (5),  Anne, (10), Lot (11). Astrid werkt sinds kort fulltime. Paul is sindsdien huisman.

Op weg naar school staan Bram en ik stil voor het stoplicht. Het is dinsdag want Bert brengt zijn tienjarige zoon naar school met zijn bakfiets. Bert haalt me in en manoeuvreert zijn voorwiel schuin voor mijn fiets waardoor ik zodadelijk niet kan wegrijden. Bij groen blokkeert hij ook de tegemoet komende fietsers. Bert glimlacht naar me. Hij wijst naar zijn bakfiets en haalt zijn schouders op terwijl hij zijn handen spreidt.

‘Je moet wel als eerste wegrijden papa,’ zegt Berts zoon tegen zijn vader. Bert geeft zijn zoon een boks.

Bij groen kunnen we achter de moeizaam startende bakfiets nog net door oranje glippen. Bij de eerste voorrangsweg die we oversteken, lost Bert ons definitief. Als hij oversteekt, steekt hij een arm in de lucht, roept: ‘Uitkijken!’ en neemt voorrang op fietsers van beide kanten.

‘Je ziet me toch aankomen met mijn bakfiets,’ schreeuwt Bert één van de fietsers na, die wat mompelde.

Bij school zie ik de bakfiets in de verte het gangetje naar het schoolplein indraaien. Links en rechts van de bakfiets, wijken ouders en kinderen uit, en twee kinderen stappen al vallend af. Ook daar heft Bert met enige regelmaat zijn hand omhoog ten teken van,…. Ja, van wat eigenlijk?

In het gangetje bij het schoolplein verspert de bakfiets een groot deel van de nauwe doorgang. Hij staat vastgemaakt aan het bordje waarop staat dat je daar geen fietsen mag plaatsen. De flessenhals zorgt voor een opstopping. Ik schuifel net voorbij de bakfiets als Bert al terug is van het wegbrengen.

‘Pokkedruk elke ochtend hierzo. Je begrijpt niet dat ze niet iets aan die doorgang doen.’

‘Die bakfiets in de doorgang helpt niet bepaald Bert,’ zeg ik. Bert kijkt me een paar tellen zwijgend aan.

‘Iets te zeiken? Dit is verdomme de omgedraaide wereld. School maakt geen fatsoenlijke fietsenstalling voor bakfietsen en dan is Bert ineens de gebeten hond.’

‘Hier is geen plaats Bert. Kijk nou om je heen. Het loopt hier helemaal vast. Je kunt verderop in de straat die bakfiets neerzetten. Zestig meter max.’

‘Moet ik hem dan midden op de weg parkeren van jou? Doe ik dat wel. Kunnen er geen auto’s meer door. Wat ben je toch af en toe een enorme idioot.’

Bert draait zich om en duwt zijn bakfiets van de standaard.

‘Uitkijken!’ roept hij een paar keer. En tegen een vader die iets tegen hem mompelt, ‘Je ziet me toch aankomen met mijn bakfiets.’

Lees ook: