Help, mijn kind vindt iets aan zichzelf lelijk – dit kun je doen

Soms kijkt je kind in de spiegel en zegt iets als: “Mijn oren zijn gek,” of “Waarom heb ik zo'n dikke buik?” Of misschien merkt hij of zij op dat andere kinderen iets anders hebben – “Zij heeft mooi haar, en ik niet.” Het kan even slikken zijn. Want je gunt je kind zoveel meer dan onzekerheid. Hoe ga je om met zo’n opmerking? Wat zeg je wél (en wat beter niet)? En hoe help je je kind op een liefdevolle manier naar zichzelf te kijken?

Een keihard oordeel

Vaak zeggen ze het uit het niets.

“Waarom heb ik zo'n rare neus?”
“Mijn oren staan gek, hè?”
“Mijn huid is veel donkerder dan die van de andere kinderen.”
“Waarom heb ik van die dikke benen?”

Het zijn zinnen die binnen kunnen komen als ouder. Je hoort je kind twijfelen aan zichzelf. Aan zijn of haar uiterlijk. En soms zelfs: aan zijn of haar plek in de groep. Je wil je kind zó graag laten voelen dat hij of zij goed is zoals 'ie is. Maar hoe doe je dat, als je kind zelf niet blij is met iets aan het eigen lijf?

Wat bedoelt je kind écht?

Als je kind iets zegt over zijn of haar uiterlijk, is dat meestal niet zomaar. Er zit vaak iets onder: een ervaring op school, een opmerking van een ander kind, een beeld dat hij of zij online heeft gezien.

Bijvoorbeeld:

  • Je kind zegt: “Mijn tanden zijn lelijk.”
    Misschien heeft iemand in de klas ‘konijn’ geroepen.
  • Je kind zegt: “Ik wil mijn haar stijlen.”
    Misschien heeft ze vooral blonde, steile haren gezien in haar favoriete serie.
  • Je kind zegt: “Mijn huid is te wit/te bruin.”
    Misschien heeft hij zich vergeleken met anderen tijdens gym of op het strand.

Wat er boven komt, is meestal het topje van de ijsberg. Daarom is het goed om eerst stil te staan bij waar het vandaan komt.

Voorbeeldvragen die helpen om dieper te luisteren:

  • “Wat maakte dat je dat ineens dacht?”
  • “Wanneer merkte je dat?”
  • “Heb je iets gehoord of gezien dat je aan het denken zette?”
  • “Wat zou je graag anders willen? En waarom?”

Verschillen zijn normaal – en zelfs belangrijk

Kinderen vinden het fijn om te horen dat iedereen anders is. En dat dat juist goed is. Je kunt uitleggen dat geen enkel lichaam hetzelfde is. Dat genen, afkomst, omgeving en zelfs toeval allemaal meespelen in hoe je eruitziet. En dat verschillen in oren, neuzen, benen of haarkleur niet iets zijn dat ‘fout’ is – maar juist iets dat jou uniek maakt.

Zo kun je het uitleggen:

  • “Je neus lijkt een beetje op die van opa, die had ook zo’n mooie, stevige neus.”
  • “Iedereen groeit in z’n eigen tempo. Sommige kinderen krijgen al eerder langere benen of andere vormen. Dat hoort erbij.”
  • “We lijken een beetje op papa en een beetje op mama, maar we zijn nooit precies hetzelfde.”
  • “Wist je dat bij sommige mensen de ene voet net iets groter is dan de andere? Lichamen zijn nooit helemaal symmetrisch.”

Je kind leert zo: het is niet raar om ergens ‘anders’ in te zijn. Het is normaal. Iedereen is anders. Alleen laten we dat vaak niet zien.

Het perspectief veranderen: hoe kijk je ernaar?

Kinderen (en volwassenen!) kunnen soms heel streng zijn voor zichzelf. Ze kijken naar wat afwijkt, en vinden daar dan iets van. Jij kunt als ouder helpen om een ander perspectief aan te reiken.

Bijvoorbeeld:

  • “Je zegt dat je benen dik zijn. Maar weet je wat die benen allemaal kunnen? Rennen, fietsen, springen. Dat is toch geweldig?”
  • “Je vindt je haar stom, maar ik zie hoe het glanst in het zonlicht. En je maakt zulke leuke vlechten.”
  • “Jij hebt sproetjes. Weet je hoeveel mensen die juist mooi vinden? Het maakt jou herkenbaar en bijzonder.”

Je leert je kind zo dat er niet maar één manier is om ergens naar te kijken. Wat ‘lelijk’ lijkt in het ene moment, kan ‘bijzonder’ of ‘eigen’ zijn in een ander licht.

Reacties die helpen – en welke je beter kunt vermijden

Sommige goedbedoelde reacties kunnen averechts werken. Zoals:

  • “Nee hoor, dat is helemaal niet zo.” → Daarmee ontken je het gevoel.
  • “Ach joh, iedereen heeft wel iets.” → Daarmee bagatelliseer je de pijn.
  • “Zeg dat niet, je bent prachtig!” → Daarmee leg je de nadruk weer op uiterlijk.

Wat beter werkt:

  • Benoem het gevoel: “Dat klinkt alsof je er verdrietig van wordt.”
  • Geef ruimte: “Mag ik vragen wat je zou willen veranderen, als je dat kon?”
  • Toon begrip: “Ik snap dat het lastig is als je jezelf vergelijkt met anderen.”
  • Stel gerust zonder te forceren: “Je hoeft jezelf niet mooi te vinden om mooi te zijn.”

Spiegelmomenten: niet vermijden, maar benutten

Sommige kinderen vermijden spiegels. Anderen kijken juist heel kritisch. Wat helpt, is om samen in de spiegel te staan – op een rustige, veilige manier. Niet om complimenten te geven over uiterlijk, maar om te praten over het lichaam als iets dat bij je hoort.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen:

  • “Kijk eens naar jouw handen. Die hebben vandaag al zoveel gedaan/die zijn vandaag zo creatief geweest.”
  • “Zie je je schouders? Die dragen jouw tas elke dag. Sterk, hè?”
  • “Wat vind jij mooi aan jezelf, los van hoe het eruitziet?”

Jij bent het voorbeeld

Wat jij zegt over jezelf (hardop of tussen de regels door) komt binnen bij je kind. Als jij zegt: “Ik zie er niet uit vandaag” of “Ik moet echt afvallen”, dan leert je kind: uiterlijk is iets om ontevreden over te zijn.

Probeer mild te zijn voor jezelf. Ook als je dat niet altijd zo voelt. Je kunt het ook anders verwoorden:

  • “Ik ben vroeger ook onzeker geweest over mijn sproeten, maar nu vind ik ze juist bij mij passen.”
  • “Soms heb ik een dag waarop ik mezelf niet zo mooi voel, en dat is oké. Morgen kijk ik misschien weer anders.”

Als je kind iets aan het eigen lichaam als ‘anders’ en ‘niet mooi’ benoemt, is dat geen reden tot paniek, maar een kans voor een mooi, verdiepend gesprek. Luister zonder oordeel, stel vragen, geef ruimte voor gevoelens en help je kind stap voor stap een vriendelijker blik op zichzelf te ontwikkelen. Niet door alles ‘mooi’ te noemen, maar door te laten zien dat ‘anders’ gewoon ‘eigen’ is. En dat het lichaam er mag zijn – zoals het is.