Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
9 oktober 2005 door Henk Boeke
Dyslexie is al op jonge leeftijd te voorspellen door bij kleuters de zogenaamde 'benoemsnelheid' te testen. Maar hoe moet je dat trainen?
Dyslexie is een erfelijke aandoening en zeker geen modeverschijnsel. Dat is de overtuiging van orthopedagoge Marianne Eleveld. Haar trainingsprogramma voor kleuters heeft enkele opmerkelijke resultaten opgeleverd. Zo blijkt het mogelijk om op zeer jonge leeftijd te voorspellen of een kleuter een risico voor dyslexie heeft, door het kind te testen op 'benoemsnelheid'.
Benoemsnelheid is de snelheid waarmee kinderen bijvoorbeeld kleuren en plaatjes kunnen benoemen. Eleveld: "Helaas leidt het trainen van deze vaardigheid niet tot vermindering van leesproblemen op latere leeftijd. Voor kinderen met een risico voor dyslexie is een heel nieuw lees-curriculum nodig." Eleveld promoveert op 6 juni 2005 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Het onderzoek van Marianne Eleveld maakt deel uit van een groot landelijk onderzoek naar dyslexie, waarbij verschillende universiteiten zijn betrokken. Eleveld ontwikkelde een trainingsprogramma gericht op het fonologisch bewustzijn, letterkennis en benoemsnelheid voor kleuters in groep 1 en 2 van de basisschool.
De kleuters die meewerkten, hebben allemaal een of twee ouders met dyslexie en lopen daardoor een vergroot risico om deze handicap zelf ook te krijgen. Eleveld: "Het doel van dit interventie-onderzoek was het verminderen of voorkomen van problemen met het lezen en spellen door het trainen van kleuters. Ook heb ik onderzocht wat de rol is van een aantal vaardigheden op kleuterleeftijd in de voorspelling van dyslexie."
Internationaal onderzoek wijst uit dat dyslexie bij kleuters te voorspellen is door het fonologisch bewustzijn te testen. Dat is het bewustzijn van de verschillende spraakklanken waaruit de taal bestaat en de vaardigheid om daarmee te manipuleren.
Op eenvoudig niveau gaat het daarbij om het kunnen rijmen, op hoger niveau gaat het bijvoorbeeld om het kunnen analyseren ('hakken') en synthetiseren ('plakken') van woorden.
Eleveld: "Uit mijn onderzoek blijkt nu dat het trainen van fonologische vaardigheden van kleuters geen invloed heeft op het kunnen leren lezen en spellen in groep 3. Dat is opmerkelijk, omdat deze training in andere talen later wel effect heeft."
Benoemsnelheid blijkt in het Nederlands een betrouwbaarder voorspeller van dyslexie te zijn dan in andere talen, vervolgt Eleveld.
"Tot nu toe namen we aan dat het fonologische bewustzijn de belangrijkste voorspeller van dyslexie was. In het Nederlands blijkt de snelheid waarmee kinderen bijvoorbeeld kleuren en plaatjes kunnen benoemen, een belangrijke factor. Het is mogelijk dat dit komt omdat het Nederlands een transparante, regelmatige taal is. Blijkbaar spelen fonologische vaardigheden daardoor een kleinere rol dan bij complexere talen als het Engels," aldus Eleveld.
Voor het onderwijs is de voorspellende rol van de benoemsnelheid goed nieuws, vindt Eleveld. "Benoemsnelheid is heel eenvoudig en snel te testen. Ik zou het een goede zaak vinden als leerkrachten alle kleuters in groep 1 deze testen zouden afnemen. In combinatie met het voorkomen van dyslexie in de familie kun je al heel vroeg onderkennen welke kinderen later leesproblemen kunnen krijgen."
Eleveld vindt het erg jammer dat het niet mogelijk is om de benoemsnelheid goed te trainen. "Er is geen enkel effect van het trainen in groep 1 en 2 merkbaar in groep 3. Blijkbaar is de benoemsnelheid een cognitieve vaardigheid die moeilijk te verbeteren valt met behulp van training. Als voorspeller van dyslexie zijn deze testen echter wel zeer bruikbaar."
Nu het trainen van fonologische vaardigheden, letterkennis en benoemsnelheid geen invloed blijkt te hebben op het voorkómen van leesproblemen in groep 3, zoekt Eleveld naar een ander middel om dyslectische kinderen te helpen.
Eleveld: "Er is absoluut vervolg-onderzoek nodig. Zelf denk ik vooral aan het ontwikkelen van een ander leescurriculum voor kinderen met een risico voor dyslexie vanaf groep 3. Als je in de kleuterjaren kunt aantonen welke kinderen dit risico hebben, dan kun je daar meteen rekening mee houden. Het huidige leesprogramma voldoet in ieder geval niet. Deze kinderen hebben een eigen leescurriculum nodig. Hoe dat eruit moet zien, daar hebben we dus aanvullend onderzoek voor nodig."
In de media staat dyslexie tegenwoordig regelmatig te boek als een modeverschijnsel. Zodra een kind niet mee kan komen, roepen de ouders dat het dyslexie heeft. Bij de start van haar onderzoek heeft Eleveld eerst alle ouders getest waarvan de kleuters mee zouden doen aan het trainingsprogramma.
Eleveld: "Dan hoor je de verhalen hoe ouders vroeger op school dom en lui werden gevonden. Sommige ouders wisten niet eens dat ze zelf dyslexie hadden. Ook nu komt het nog te vaak voor dat kinderen pas op hun 10e of 11e jaar de diagnose dyslexie krijgen. Dan hebben ze vaak al veel problemen gehad die voorkomen hadden kunnen worden. Dyslexie is echt geen modeverschijnsel, maar een hardnekkige handicap waar je je hele leven last van houdt."
Bron: persbericht Rijksuniversiteit Groningen
schreef dit artikel mede namens Justine Pardoen. Samen waren zij Ouders Online, tot 1 september 2018. Henk als eindredacteur, en Justine als hoofdredacteur.