15 november 2002 door Mieke Beers

Wat doen 'buisjes' bij de taal- en spraak-ontwikkeling? (20 mnd)

Merijn is een vrolijke meid van 20 maanden en is na een 'gezakte' gehoortest twee maal bij de KNO-arts geweest. Die constateerde telkens vocht achter haar trommelvlies (40% gehoorverlies). Binnenkort hebben we de derde afspraak. Als er dan nog steeds vocht zit, adviseert hij buisjes. Daar is geen medische noodzaak voor, maar zou bedoeld zijn om een taalachterstand te voorkomen.

Met praten ligt Merijn niet achter bij haar leeftijdgenootjes. Ze praat echter wel veel minder snel en minder duidelijk dan haar oudere zus, toen die even oud was als Merijn nu (maar dat is ook een taalwonder). Verder is Merijn ook een beetje lui met haar uitspraak, maar dat kan ook het karakter zijn.

Mijn vraag: hoe kan ik nu eigenlijk beoordelen of er een taalachterstand dreigt? En mijn tweede vraag: zijn er bepaalde klanken waar minder goed horende kinderen moeite mee hebben?

Antwoord

Hieronder zal ik eerst ingaan op de betekenis van die '40% gehoorverlies', waar de KNO-arts het over had. Aan de hand daarvan kan ik uw eerste vraag, over de mogelijke taalachterstand beantwoorden. Daarna zal ik aangeven wat een verminderd gehoor betekent voor het horen van specifieke spraakklanken.

Gehoorverlies

Gehoorverlies wordt – net als 'geluidssterkte' – uitgedrukt in dB (decibel). Bij vocht achter het trommelvlies, oftewel vocht in het middenoor, wordt er standaard vanuit gegaan dat er een maximaal gehoorverlies van 40 dB (dus geen 40%) kan zijn.

Maximaal 40 dB gehoorverlies betekent dus dat het ook minder kan zijn. Het type gehoorverlies waar we het hier over hebben (door vocht) varieert meestal van 20 tot 40 dB.

Het verstaan van spraak

Aangezien normale spraak een geluidssterkte heeft van ongeveer 60 dB, zou uw dochter in theorie dus wel spraak moeten kunnen verstaan. Bij een verlies van 40dB blijft er tenslotte nog 20 dB (60-40 dB) aan spraakgeluid over.

Eveneens in theorie zouden die buisjes, die volgens de KNO-arts alleen voor de taal- en spraak-ontwikkeling geplaatst zouden worden, dus niet nodig hoeven zijn.

De praktijk is echter anders. Want om spraak van 60 db met een maximaal gehoorverlies van 40 db daadwerkelijk te verstaan, moeten de omstandigheden optimaal zijn, en dat is doorgaans niet het geval. Er moet bijvoorbeeld geen ander geluid in de omgeving aanwezig zijn en het kind moet met aandacht kunnen luisteren.

U zult begrijpen dat die optimale omstandigheden voor een kind op deze leeftijd in de dagelijkse praktijk meestal niet aanwezig zijn.

Wisselend geleidingsverlies

Een complicerende factor is dat een gehoorverlies zoals dat van uw dochter (door vocht in het middenoor) vaak een wisselend karakter heeft. We noemen dat een 'wisselend geleidingsverlies'. Het ene moment zal ze beter horen, en meer van het taalaanbod opvangen dan het andere moment.

Hierdoor krijgt ze geen consequent beeld van de klankopbouw van woorden. De klankbeelden van woorden die opgeslagen worden in het geheugen, zullen dus minder scherp zijn dan je zou willen.

Het nut van buisjes

Als het gehoor verminderd zou
blijven, heeft dat op den duur consequenties voor de taal- en spraak-ontwikkeling. Maar na het plaatsen van trommelvliesbuisjes (die het vocht een weg naar buiten geven) zal het gehoor van uw dochter weer voldoende zijn voor een goede taal- en spraak-ontwikkeling.

Omdat zij nog relatief jong is (nog geen 2 jaar), zal bij haar de woordherkenning op basis van klankbeelden weer snel verbeteren.

Tot zover uw vraag over de eventuele dreiging van een taalachterstand. U merkt de consequenties van het verminderde gehoor al aan de onduidelijke spraak van uw dochter. Met buisjes wordt de achterstand echter weer snel ingelopen.

Dan uw vraag of er bepaalde klanken zijn waar minder goed horende kinderen moeite mee hebben.

Welke spraakklanken?

Bij wisselende geleidingsverliezen, zoals bij uw dochter, zijn er inderdaad bepaalde spraakklanken die minder goed verstaanbaar zijn. De natuurkundige achtergrond daarvan zal ik u besparen; ik noem alleen de klanken waar het om gaat.

Slecht verstaanbaar zijn:

  • de medeklinkers, en dan vooral de medeklinkers die veel hoge tonen bevatten (F, V, S, Z, G en H);
  • het onderscheid tussen stemhebbende en stemloze klanken (B tegenover P, en D tegenover T) is moeilijk te maken;
  • klinkers worden meestal wél goed gehoord, met uitzondering van het verschil tussen IE, UU en OE.