Brr.. Koud! Check onze hacks om je kind lekker warm én gezond te houden

26 november 2004 door Nadia Eversteijn

Viertalig opvoeden in Zwitserland: Nederlands, Italiaans, Duits en Zwitserduits. Kan dat?

In januari krijgen mijn Italiaanse vriend en ik ons eerste kind. We wonen in het Duits-talige gedeelte van Zwitserland. Onder elkaar spreken we Duits.

De omgeving/maatschappij hier spreekt Zwitserduits, maar schrijft Duits. Op de scholen wordt Duits gelezen en geschreven, maar vaak is de voertaal van de leraren – en vooral van de kinderen – Zwitserduits. Ik beheers het Zwitserduits zeer goed, mijn vriend niet.

Natuurlijk willen we graag dat ons kind Nederlands en Italiaans leert, hoewel wijzelf daarvoor dan in het dagelijks leven de enige bronnen zijn. Onze families wonen namelijk ver weg. Ook zal het kind Duits van ons horen en oppikken, omdat we zo met elkaar praten. En later kan hij of zij dan nog Zwitsers oppikken, zo gauw hij of zij naar de crèche of de kleuterschool gaat.

Hoe ingewikkeld wordt dat?

Antwoord

De meertalige situatie van uw kind wordt inderdaad een tikje ingewikkeld. Want niet alleen heeft u als ouders allebei een verschillende moedertaal (Italiaans en Nederlands) die afwijkt van de taal van uw omgeving; bovendien is uw omgeving zélf ook tweetalig (Zwitserduits en Duits). De taal die u thuis gebruikt voor de communicatie met uw partner (het Duits), is echter weer wél een omgevingstaal.

De kans lijkt me klein dat uw kind, onder deze omstandigheden, alle vier die talen vloeiend zal leren spreken. Maar dat is geen reden om één of meerdere talen al bij voorbaat af te schrijven.

In ieder geval hoeft u niet bang te zijn dat u de hersentjes van uw toekomstige baby te zwaar zult belasten, of dat hij zodanig in verwarring raakt dat hij geen enkele taal goed zal leren spreken.

Lage en hoge variëteiten

Ik zal eerst wat dieper ingaan op de twee omgevingstalen waarmee uw kind in aanraking zal komen: het Zwitserduits en het Duits. Of eigenlijk moeten we zeggen: het Zwitserduits en het
standaard-Duits. In feite zijn dit twee varianten van dezelfde taal; taalkundigen noemen dat taal
variëteiten.

Het Zwitserduits is de zogenaamde
lage variëteit, het standaard-Duits is de zogenaamde
hoge variëteit. Die termen 'laag' en 'hoog' hebben betrekking op de status en het prestige die beide variëteiten – ook internationaal gezien – toegekend krijgen.

Andere voorbeelden van lage en hoge taalvariëteiten die naast elkaar gesproken worden in een bepaald gebied, zijn:

  • Limburgs dialect en Standaard Nederlands (in Nederland);
  • Marokkaans-Arabisch en standaard/klassiek Arabisch (het Arabisch van de Koran) in Marokko.

Lage variëteiten worden, vanwege hun lage prestige, door buitenstaanders nogal eens betiteld als 'een raar taaltje' of zelfs 'een lelijk taaltje'. Objectief gezien is dat natuurlijk nonsens. Alle talen en taalvariëteiten verschillen in hun klanksysteem. Waarom zou de ene klank raar of lelijk zijn, en de andere normaal of mooi?

Ook een term als 'Algemeen Beschaafd Nederlands' (ABN), die we vaak gebruiken voor de hoge variëteit in Nederland, spreekt boekdelen. Hij impliceert namelijk dat lage variëteiten van het Nederlands (onze dialecten) niet beschaafd zouden zijn!

Spreektaal en schrijftaal

Wat we wél objectief kunnen zeggen over lage variëteiten, is dat ze – zoals u ook aangeeft voor het Zwitserduits – vooral
gesproken worden, en meestal niet of nauwelijks geschreven worden. Ook worden ze op school niet onderwezen. Dat is allemaal voorbehouden aan de hoge variëteit.

De hoge variëteit is de taal van onderwijs en literatuur, van de massamedia, zakendoen, officiële gebeurtenissen en – meestal – van de religie.

Het zal duidelijk zijn dat uw kind niet buiten het standaard-Duits zal kunnen, om te slagen in de Zwitserse maatschappij. Het is dus mooi meegenomen dat hij of zij deze taal ook thuis zal horen, wanneer u met uw vriend praat!

Ons kent ons

Maar anderzijds: de lage variëteit, het Zwitserduits, zal uw kind evenmin kunnen missen. Lage variëteiten mogen dan weinig status genieten bij buitenstaanders, ze hebben wel degelijk waarde voor de eigen sprekers. Lage variëteiten zijn het middel bij uitstek om solidariteit uit te drukken, ze zijn de taal van 'ons kent ons', van vriendschap en van sociale en culturele activiteiten in de eigen groep.

Wie alleen de hoge variëteit en niet de lage variëteit van een gemeenschap kan spreken, zal hoogstwaarschijnlijk beschouwd worden als bekakt en arrogant. Zoals u al zegt, zal uw kind ongetwijfeld ook gemakkelijk het Zwitserduits oppikken van zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld op de crèche of de kleuterschool.

Opol

Met uw beider moedertalen, het Nederlands en het Italiaans, ligt het wat lastiger. Helaas schrijft u niet hoe u en uw partner straks met uw kind willen gaan praten. Ik ga er even vanuit dat ú consequent Nederlands tegen uw spruit zult gaan spreken, en dat uw vriend consequent Italiaans zal spreken (dit staat bekend als de OPOL-methode, oftewel One Parent One Language).

Maar ook met die OPOL-methode, die in de meeste gevallen goed werkt, zal het taalaanbod voor uw kind nogal beperkt zijn. Want zoals u aangeeft, zijn er geen andere personen in uw directe omgeving die ook Nederlands of Italiaans tegen uw kind zullen spreken.

Natuurlijk kunt u de hoeveelheid taalaanbod wat opschroeven door het aanbieden van Nederlandse en Italiaanse voorleesboeken, tv-programma's en liedjes. Maar daardoor zal uw kind vermoedelijk nog geen vloeiende spreker worden van zowel het Italiaans als het Nederlands.

Wél zal uw kind vermoedelijk een goede passieve beheersing krijgen van beide talen: het zal zonder veel moeite Italiaans en Nederlands leren verstaan en begrijpen. En dat is ook een grote winst. Er zijn namelijk veel gevallen bekend van kinderen die een bepaalde taal eerst alleen passief beheersten, maar die taal in mum van tijd actief leerden spreken toen ze in een omgeving kwamen waar die taal de voertaal was.

Ik wens u veel geluk en succes met uw kleine wereldburger!