11 april 2008 door Nadia Eversteijn

Laat met praten in een tweetalige situatie - wat kunnen we doen? (18 mnd)

Ons tweede kind is 18 maanden en begint nu pas met
dadada, enz. Voor zover wij weten, hoort hij normaal (alhoewel er wel slechthorendheid voorkomt in de familie).

Verder is het een actief jongetje dat graag speelt. Hij speelt met de bal, klapt in zijn handjes, speelt met blokken, zet graag dingen in elkaar, etc. Met lopen is hij normaal, hij rijdt rond op zijn autootje, en speelt met leeftijdsgenootjes.

We wonen in Tsjechië en mijn vrouw is Tsjechische. Zij spreekt Tsjechisch met hem, ik Nederlands.

Onze eerste zoon (nu 10 jaar) was juist heel snel met praten. Met 18 maanden sprak hij zinnetjes van 5-6 woorden, inclusief de juiste werkwoordsvervoegingen, in beide talen. Tsjechisch is een bere-moeilijke taal, met heel veel naamvallen, vervoegingsvormen en uitzonderingen.

Kan het zijn dat de kleinste eerst een soort 'luisterfase' doormaakt voor hij gaat praten?

We zullen onze vraag in elk geval voorleggen aan een Tsjechisch consultatiebureau, maar aan tweetaligen zijn ze hier absoluut niet gewend. Daar verwacht ik dus niet veel van.

Wat kunnen we eventueel doen om zijn taalontwikkeling te bevorderen?

Antwoord

Om met uw eerste vraag te beginnen: het ligt
niet voor de hand dat uw zoontje zich in een luisterfase (stille periode) zou bevinden, alleen maar omdat hij vanaf zijn geboorte tweetalig opgroeit. Voor de zekerheid zou u zijn gehoor het beste eens uitgebreid kunnen laten testen.

Hieronder zal ik wat meer vertellen over brabbelen in het algemeen, en brabbelen door tweetalige kinderen in het bijzonder. Ook uw de kwestie van het Tsjechisch als 'bere-moeilijke taal' zal ik daarbij bespreken.

Brabbelfase

De brabbelfase wordt wel een belangrijk 'voortalig stadium' genoemd. Dat wil zeggen dat het brabbelen plaatsvindt voordat een kind zijn eerste echte woordjes zegt. Gemiddeld begint de brabbelfase als een kind 6 à 7 maanden oud is, en deze fase dient om te oefenen met het produceren van klanken. Vóór die tijd oefent een baby ook al wel met zijn stem, én met beurtwisselingen: de verzorger maakt een geluidje, dan maakt de baby een geluidje, enzovoorts.

We spreken van brabbelen als een kind reeksen klanken maakt die bestaan uit een medeklinker en een klinker. Bijvoorbeeld: "dadadada" zoals uw zoontje doet. Die klanken 'betekenen' nog niks. Een brabbelend kind kan wel bij toeval "mamamamama" of "papapapa" zeggen, maar hij gebruikt die klanken nog niet om te verwijzen naar zijn moeder of zijn vader.

Brabbelen in een tweetalige omgeving

Bij brabbelende kinderen die twee talen hoorden vanaf hun geboorte, werden op de leeftijd van 10-12 maanden de volgende verschijnselen waargenomen:

  • ze hadden de neiging om meer te brabbelen in hun sterkste taal. Dat wil zeggen: in de taal die ze het meeste hoorden;
  • in hun brabbelen vertoonden ze taalspecifieke kenmerken van hun beide talen (denk aan de specifieke klanken of intonatie van die talen);
  • ze pasten hun brabbels niet aan de context. Ze brabbelden dus niet met klanken van taal A tegen hun vader, en met klanken van taal B tegen hun moeder.

Let op: de bovengenoemde onderzoeksresultaten hebben betrekking op kinderen van 10 tot 12 maanden. Bij jongere kinderen zie je andere dingen. Bijvoorbeeld dat ze alle klanken van alle talen ter wereld brabbelen. Later verdwijnen dan de klanken die ze niet horen.

Het eerste echte woordje

Het eerste echte woordje wordt gemiddeld gezegd met 10 maanden. Een kind gebruikt dan bijvoorbeeld "papa" voor zijn vader, of verwijst met "hap" naar zijn eten. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om een gemiddelde. Sommige kinderen zijn wat vroeger, en andere kinderen wat later (of behoorlijk wat later).

Overigens: als een kind eenmaal echte woordjes gaat zeggen, blijft het brabbelen gelijktijdig nog een poosje doorgaan. Het kind gebruikt dan dus betekenisvolle en betekenisloze klanken door elkaar.

Het eerste woordje in een tweetalige omgeving

Sommige ervarings-experts zeggen dat tweetalige kinderen hun eerste woordje wat later uiten dan eentalige kinderen. Dat zou dan vooral gelden voor kinderen die wat introvert van karakter zijn. Die zouden wat langer de tijd nemen om al die verschillende taal-input uit hun omgeving te verwerken, voordat ze zich wagen aan actieve gespreksdeelname.

Er is echter geen wetenschappelijk bewijs dat tweetalige kinderen echt later zijn met hun eerste woordje. U vertelde ook dat uw eerste zoon met 18 maanden al zinnetjes van 5 à 6 woorden sprak. Ik neem aan dat hij dus ook al (veel?) eerder dan uw tweede zoon zijn eerste woordje zei. Dat is meteen al een tegenvoorbeeld tegen de gedachte dat tweetalige kinderen laat gaan praten.

Wél is bekend dat kinderen die twee talen ná elkaar leren (de zogenaamde successief tweetaligen), door een stille periode heengaan. Een kind dat bijvoorbeeld vanaf de geboorte thuis een minderheidstaal hoort, en met 2 jaar op de peuterspeelzaal komt en daar voor het eerst de meerderheidstaal hoort, heeft logischerwijs een poosje verwerkingstijd nodig waarin het alleen luistert, voordat het zelf woordjes kan gaan zeggen in de nieuwe taal.

Moeilijke en makkelijke talen?

U vertelde dat het Tsjechisch een "bere-moeilijke taal" is, "met heel veel naamvallen, vervoegingsvormen en uitzonderingen". Vanuit het perspectief van taallerende kinderen bestaan er echter geen moeilijke of makkelijke talen.

Voor taallerende kinderen zijn alle talen precies even moeilijk. Dus of je nou opgroeit in Nederland of in China of in Tsjechië... voor de snelheid waarmee je zo'n taal leert en de inspanning die je ervoor moet doen, maakt het helemaal niets uit.

Ook vanuit een objectief standpunt bestaan er geen moeilijke of makkelijke talen. Dat komt doordat verschillende talen verschillende methodes gebruiken voor het uitdrukken van betekenissen. De ene taal (zoals het Tsjechisch, maar ook het Latijn) gebruikt bijvoorbeeld naamvallen om aan te geven wat de functie van woorden is, terwijl de andere taal (zoals het Nederlands) daar de volgorde van woorden voor gebruikt. In een taal die rijk is aan naamvallen, is de woordvolgorde dus veel vrijer.

Met andere woorden: voor u als Nederlander is het Tsjechisch misschien moeilijk vanwege al die naamvallen, maar voor uw vrouw zal het Nederlands weer moeilijk zijn, vanwege onze strakke woordvolgorde. En voor uw zoons maakt het allemaal niets uit.

Kortom: talen zijn alleen maar moeilijk of makkelijk voor volwassenen die een andere taal als tweede taal moeten leren. Kinderen verwerven een taal daarentegen spelenderwijs en zonder de cognitieve inspanning die een volwassene moet leveren.

Wat kunt u doen?

Tot zover de theorie, nu terug naar uw eigen situatie. Uw zoontje is een 'simultaan tweetalige', omdat hij – als ik het goed begrijp – zowel het Tsjechisch als het Nederlands vanaf zijn geboorte hoort. Het zal dus niet zo zijn dat hij in een stille fase verkeert, omdat je dat vooral ziet bij successief tweetaligen.

Ook het feit dat het Tsjechisch een 'moeilijk taal' zou zijn, vormt geen verklaring voor het feit dat uw zoontje laat is met praten, omdat er zoals gezegd geen moeilijke en makkelijke talen bestaan.

Wat u zou kunnen doen, is uw zoontje laten testen om erachter te komen of hij zich gewoon wat later ontwikkelt dan gemiddeld, of dat er toch een speciale oorzaak voor is, zoals een verminderd gehoor.

Als men, zoals u vertelde, in Tsjechië niet goed bekend is met tweetaligheid, dan is het wel zaak dat u in het contact met lokale professionals stevig in uw schoenen blijft staan. Bedenk daarbij dat tweetaligheid
nooit de oorzaak is van eventuele taal- en spraakproblemen. Dat blijkt niet alleen overduidelijk uit wetenschappelijk onderzoek, maar uw zoon van 10 is er ook het levende bewijs van. Veel succes gewenst!