Bestolen door Belastingdienst

De titel is misschien niet zo gelukkig: we worden allemaal bestolen door de Belastingdienst. Ik bevind me in de ongelukkige situatie dat het dictatoriale regime niet eens verbergt dat het een criminele organisatie is. De Belastingdienst heeft met medeplichtigheid van ABN AMRO ruim 150.000 euro gestolen.
In oktober, november 2014 betaalde mijn werkgever Abn amro mij eindelijk achterstallig salaris over de jaren 2004 t/m 2014, zie het arrest van 16-9-2014: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2014:4060
ABN AMRO liet mij over dit volledige bedrag 52% belasting betalen (52% is het percentage van de hoogste belastingschijf). In werkelijkheid is een groot deel van dit bedrag verjaard (inmiddels t/m het belastingjaar 2010).

BELASTING T/M 2010 VERJAARD
Een belastingschuld ontstaat op de laatste dag van het jaar (dus voor 2010 op 31-12-2010). Dus was mijn loonbelasting voor 2010 vanaf 1-1-2016 verjaard. Op grond van artikel 16 lid 3 van de Algemene Wet inzake Rijksbelasting (AWR) verjaart loonbelasting 5 jaar nadat de belastingschuld is ontstaan:
"De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt door verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. (...) Voor zover navordering zonder toepassing van het tweede lid, onderdeel c, niet zou kunnen plaatsvinden, vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag, in afwijking in zoverre van de eerste volzin, door verloop van twee jaren na het tijdstip waarop het besluit is genomen om geen aanslag op te leggen, dan wel de belastingaanslag is vastgesteld".

MOMENT BELASTINGHEFFING
De criteria “Vorderbaar en inbaar” en “Rentedragend” (art. 13a, lid 1, Wet op de Loonbelasting en art. 3:146, lid 1, Wet Inkomstenbelasting van 2001) bepalen dat mijn loon belast wordt in de maand waarop het betrekking heeft.
“Vorderbaar” is het moment, waarop mijn werkgever had moeten betalen (het einde van iedere maand) en “inbaar” betekent dat de werkgever in staat is te betalen, zie: http://loonzaken.sdu.nl/thema/20100413%20loon%20vorderbaar%20en%20inbaar.xml/Loon%20vorderbaar%20en%20inbaar.html
Zie ook de jurisprudentie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9691
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0732
In de eerste uitspraak ging het om een werknemer, die in 2006 geen loon ontving ondanks dat hij vorderingen had ingesteld. De werknemer stelde dat het bedrijf hem niet kon betalen, zodat het loon niet “inbaar” was - dat werd verworpen. De werknemer stelde verder dat het in strijd is met het evenredigheidsprincipe dat het loon van zijn dochter - die dat ook niet ontving van dit bedrijf - niet belast werd, terwijl de Belastingdienst zijn (niet ontvangen) loon wel belast. Op grond van het evenredigheidsprincipe werd zijn loon niet belast.
In de tweede uitspraak ging het om een werknemer, die een “stamrechtuitkering” niet in 2001 ontving. Het Hof oordeelde dat omdat de vordering zowel vorderbaar als inbaar was, deze in 2001 belast moest worden.
Voor “rentedragend” moet een werknemer een vordering instellen; dat had ik al op 14-9-2005 gevorderd (ik hoef hopelijk niet te bewijzen dat ABN AMRO solvabel was?).

BELASTINGAANGIFTE 2009 T/M 2013
Op 31-12-2014 deed ik belastingaangifte voor de jaren 2009 t/m 2013.
Op 24-1-2015 bevestigde de Belastingdienst de ontvangst, waarbij ze aangaf dat mijn (nieuwe) aangiftes als bezwaar tegen de eerdere definitieve aanslagen behandeld worden. Op 28-1-2015 stuurde ik brieven naar de Belastingdienst, dat mijn aangiftes correct behandeld moeten worden.
Op 27-2-2015 weigerde de Belastingdienst mijn nieuwe aangiften voor 2009 t/m 2013. Op 9-3-2015 maakte ik bezwaar tegen dit besluit en/of tegen mijn belastingaanslagen van 2004 t/m 2013. Op 15-5-2015 stelde ik de Belastingdienst in gebreke voor het niet tijdig nemen van een besluit op mijn bezwaar (had binnen 6 weken gemoeten). Op 20-5-2015 besloot de Belastingdienst dat omdat mijn bezwaar een “verzoek tot navordering” is: ik geen bezwaar (en beroep) kan instellen tegen de definitieve belastingaanslagen van 2004 tot en met 2013.
Ik heb geen beroep ingesteld; het is niet in mijn belang dat een navorderingsaanslag opgelegd wordt. Een “slimme” jurist had waarschijnlijk helemaal geen aangifte gedaan.

BELASTINGAANGIFTE 2015
Op 9-10-2015 nodigde de Belastingdienst me uit om belastingaangifte te doen voor het jaar 2014. Op 19-10-2015 deed ik aangifte voor 2014. De Belastingdienst heeft nog steeds geen besluit genomen op mijn belastingaangifte en zelfs nog geen datum laten weten wanneer ze een besluit neemt. Op 22-3-2016 stelde ik de Belastingdienst in gebreke (art. 6:12 AW, omdat ze uiterlijk binnen 8 weken mijn belastingaangifte van 19-10-2015 had moeten beoordelen (art. 4:13 AW.
Op 24-3-2016 besloot de Belastingdienst dat mijn ingebrekestelling niet ontvankelijk is, omdat een belastingaangifte geen aanvraag is, zodat ze aan geen termijn gehouden is. Volgens art. 8, lid 3 van de Algemene Wet Rijksbelasting (AWR) is een belastingaangifte geen aanvraag in de zin van art. 1:3 AWB.
Op 25-4-2016 stelde ik beroep in bij de rechtbank belastingrecht (bestuursrechter) voor het niet tijdig nemen van een besluit. Op 9-6-2016 verklaarde de bestuursrechter mijn beroep niet-ontvankelijk (art. 8:55b AW, want een belastingaangifte is geen aanvraag in de zin van de AWB, zodat de Belastingdienst tot 3 jaar na het moment waarop de belastingschuld voor 2014 is ontstaan, 31-12-2017, de tijd heeft om mijn belastingaangifte van 19-10-2015 te beoordelen. Ik kan binnen 6 weken nog in verzet gaan tegen deze uitspraak.
Geheel toevallig verwijderde staatszender KRO, ook op 9-6-2016, dit verhaal van eerstehulpbijrecht.nl/forum, omdat: “Ons forum focust zich namelijk op heldere, juridische conflicten”.