Oefening: op welk trefwoord zoek je?
Kan iemand een oefening op internet vinden wat gaat over 'op welk trefwoord zoek je in het woordenboek'?
In het boek Nederlands staan maar zes voorbeelden en ik zocht eigenlijk naar een wat uitgebreidere oefening voor mijn zoon (vmbo basis) maar kan het niet vinden.
Er mist wat info. Wat is er te oefenen aan woordenboekgebruik en waarom een trefwoord?
uitleg
De vraag is bij welk trefwoord je de volgende woorden op zoekt in het woordenboek:
* revoluties
* scenariootje
* forellen
* aangeleverd
* wezen (kinderen zonder ouders)
* onderliepen
Ik merk dat mijn zoon het niet helemaal begrijpt en ik hoopte niet zelf voorbeelden te hoeven maken.
ik snap
Ik snap dat je zoon het niet begrijpt want ik begrijp de opgave zo zonder voorbeelden of bedoeling of uitleg ook niet.
ah, ok
Basisvorm - had je daar op gezocht?
Misschien kun je hier iets uithalen: http://www.nt2.vu.nl/nl/Images/Instructie_woordenboekgebruik_tcm230-350071.pdf
aha
Na het bekijken van de link van Casteau snap ik het. Je bedoelt dat je revoluties op moet zoeken bij revolutie en onderliepen bij onderlopen. Nu snap ik het
Bedankt
Nee, ik heb niet op basisvorm gezocht, ik dacht overigens dat het het 'lemma' is? Maar bedankt, hier kan ik wel wat mee.
waarom kun je die oefening niet zelf maken?
Je neemt wat meervouden en verkleinwoorden en een aantal werkwoordsvervoegingen en je laat je zoon daarmee oefenen.
Bijvoorbeeld:
Liep
Cadeautje
Poppetje
gebrand
tja
Natuurlijk kan ik dat zelf bedenken maar ik wilde gewoon even een oefening googlen. Je wil niet weten hoeveel ik zelf bedenk, elke dag weer en voor van alles. Als je dan eens wat van internet af kan halen scheelt toch weer.
Misschien leuk om een bestaande tekst van het 'net af te plukken en de woorden onderstrepen waar je kind de basisvorm van moet bepalen. Dan heeft het ook wat meer context dan een losse woordenlijst. Een beetje tekst staat toch vol met dit soort termen?
