8 december 2006 door Henk Boeke

Dromers en ADD

"Hoed u voor ADD", riepen sommige professionals naar aanleiding van ons vorige artikel over dromerige kinderen. Een reactie van de redactie.

Twee weken geleden hielden we hier een pleidooi om ongeconcentreerde dromers te accepteren zoals ze zijn, en je gewoon een beetje aan te passen. Ook gaven we ter overweging om zonodig een andere school te zoeken, die wat minder prestatie-gericht is. Het onderwerp sloeg in als een bom, en onze mailbox puilde al snel uit van de reacties.

Het merendeel van de reacties was positief, met uitzondering van enkele professionals die erop wezen dat we iets belangrijks over het hoofd hadden gezien. Namelijk de mogelijkheid dat zo'n kind wel eens ADD (attention deficit disorder) zou kunnen hebben.

Wat heeft dat voor consequentie voor ons artikel? Hadden we het anders moeten aanpakken? Wij vinden van niet, en we zullen u uitleggen waarom.

Stoornis

Om te beginnen iets over de aandoening ADD zelf. Dat is, getuige de naamgeving, een disorder oftewel een stoornis. In navolging van onze kinderpsychiaters, die bijdragen leveren voor onze Vraagbaak-rubriek, hanteren we de vuistregel dat iets pas een stoornis is wanneer het iemands dagelijks functioneren ingrijpend beïnvloedt, en bijna onmogelijk of in ieder geval zeer lastig maakt.

Neem bijvoorbeeld 'angst'. Dat is een normale reactie op gevaarlijke situaties. Angst is nuttig omdat het je behoedt voor ongelukken. Pas wanneer alles in het teken van de angst staat, is er sprake van een angst-stoornis, die eventueel behandeling behoeft.

Concentratieproblemen zijn beslist lastig, maar lang niet altijd een stoornis in de bovengenoemde zin, dus echt niet meteen ADD. En zelfs áls er al ADD gediagnosticeerd is, dan hoeft er nog steeds geen man overboord te zijn, getuige de volgende reactie die wij ontvingen van een moeder die zelf ADD heeft:

Ben een rasechte ADD-er en damn proud of it. Dochterlief vertoont ook alle symptomen. Ze geniet met volle teugen van het leven en geen juf die het haar beletten kan. Dat mama daar als kind beduidend meer moeite mee had, is mijns inziens te wijten aan het onbegrip en de onderwaardering waar ADD-ers keihard tegenaan lopen. Hetgeen nog niet wil zeggen dat er ook maar iets mis is aan hun dromerij.

Vroegtijdige opsporing

Er zijn dus ADD-gevallen die problematisch zijn, en er zijn ADD-gevallen die niet problematisch zijn. Vanzelfsprekend verdienen de problematische ADD-gevallen het om vroegtijdig opgespoord en behandeld te worden. Maar wat betekent dat in de praktijk?

Ten eerste die vroegtijdige opsporing. Klinkt leuk, maar hoe zou dat moeten? Alle dromers laten testen op ADD? Maar dan kunnen we nog wel tachtig aandoeningen bedenken waarop gescreend zou moeten worden, omdat ze mogelijk wel eens aan de orde zouden kunnen zijn. Het is onbetaalbaar en praktisch onuitvoerbaar. De basisschool zou één groot test-instituut worden, waar geen tijd meer is om gewoon nog wat rekenen en taal te leren.

Ten tweede de vroegtijdige behandeling. Om welke 'behandeling' zou het dan moeten gaan? Soms werken middelen als Ritalin, maar dat kan natuurlijk weer allerlei ongewenste neveneffecten hebben. Je moet het dus vooral hebben van 'structuur en motivatie'. Oftewel precies datgene wat we in ons eerste artikel al bepleitten voor de 'gewone' dromers. Bovendien gedijen ADD-ers het beste in een 'coöperatieve leeromgeving', oftewel een school waar samenwerken belangrijker is dan competitie en prestatiedrang. Zoals de Vrije school dus, wat we ook al hadden geopperd (en waar we veel enthousiaste reacties op kregen).

Het probleem van de blauwe plekken

Toegegeven: voor de zware ADD-gevallen bestaan er wel speciale trainingsprogramma's, waarin bijvoorbeeld aandacht wordt besteed aan het aanleren van geheugen-strategieën, het inoefenen van handelingen en routines, en het omgaan met onvoorziene gebeurtenissen. Maar dat is echt alleen maar nodig in bijzondere gevallen.

En dát is waar het ons vooral om gaat: we zijn er rotsvast van overtuigd dat een massa-medium als Ouders Online weliswaar oog moet hebben voor alles wat er speelt – of kan spelen – bij kinderen, maar dat we ons niet willen bezondigen aan onnodige bangmakerij. We noemen dat: 'het probleem van de blauwe plekken'.

Het probleem van de blauwe plekken bestaat hierin dat blauwe plekken bij normaal functionerende kinderen in verreweg de meeste gevallen volstrekt normaal zijn. Als je ravot en klautert, kun je vallen en een buil of een blauwe plek krijgen. Punt. Nu is het toevallig zo dat blauwe plekken óók kunnen betekenen dat een kind een stollingsprobleem of zelfs leukemie kan hebben. Maar dat komt zó weinig voor, dat we dat echt niet alsmaar erbij zeggen. Alleen wanneer er andere aanwijzingen zijn dat er iets mis, maken wij ouders op die mogelijkheid attent.

ADD is niet eng

Al met al lijkt het niet noemen van ADD in ons vorige artikel ons dus beslist verdedigbaar. En tegelijkertijd hebben we het nu toch gedaan. Maar dan wel zodanig dat we de angel er hopelijk een beetje uitgetrokken hebben.

ADD is niet eng, en zeker geen enkele-reis richting drugsverslaving, zoals in een van de reacties werd gesuggereerd.