27 mei 2014 door Henk Boeke

Ontwikkelingsvoorsprong herkennen

Hoe eerder je een ontwikkelingsvoorsprong herkent, hoe beter: hoe herken je een ontwikkelingsvoorsprong?

Ontwikkelingsvoorsprong herkennen

Hoogbegaafdheid is de laatste tijd wat uit de mode geraakt. Maar hoogbegaafde kinderen bestaan nog steeds. Ze kunnen leuk zijn, en spannend, en verrassend, maar soms ook problematisch. Ouders kunnen bijvoorbeeld doodmoe worden van de veeleisendheid van dit soort kinderen. En de kinderen zelf kunnen bijvoorbeeld vereenzamen, doordat ze hun leeftijdsgenoten te saai of te traag van begrip vinden, terwijl ze door oudere kinderen niet geaccepteerd worden omdat ze nog te kinderachtig zijn.

Hoogbegaafdheid en ontwikkelingsvoorsprong

Wat de terminologie betreft: naast hoogbegaafdheid kom je soms de term ontwikkelingsvoorsprong tegen. Puristen zeggen dat er een duidelijk verschil is in betekenis ("een voorsprong kun je kwijtraken maar een eigenschap niet"), anderen vermijden liever het woord hoogbegaafdheid omdat het nogal pretentieus klinkt, en nog weer anderen gebruiken het woord ontwikkelingsvoorsprong vooral bij zeer jonge kinderen, waarvan nog moeilijk te zeggen valt of ze echt hoogbegaafd zijn of niet.

Hieronder zullen we 'ontwikkelingsvoorsprong' gebruiken, omdat het over heel jonge kinderen gaat.

Problemen voorkomen bij het naar school gaan

Een berucht moment waarop er problemen kunnen ontstaan, is als het kind voor het eerst naar school gaat. Wat je bijvoorbeeld vaak ziet, is dat kinderen zich ontzettend daarop verheugd hebben ("Ha, nu ga ik echt leren!") en dat ze dan heel teleurgesteld zijn als ze ontdekken dat ze daar allerlei dingen moeten doen die ze al lang beheersen. Of als ze daar dingen moeten doen waarin ze niet geïnteresseerd zijn. Zoals knippen en plakken, terwijl ze liever denk-dingen doen. (Ook ouders kunnen dat geknip en geplak bezwaarlijk vinden, maar bedenk wel dat dat geen bezigheidstherapie is, maar een belangrijke oefening in motorische vaardigheden.)

De kersverse website Ontwikkelingsvoorsprong.info (gemaakt door een stichting van betrokken ouders) stelt dat veel problemen voorkómen kunnen worden als je een eventuele ontwikkelingsvoorsprong al vroeg herkent. Onder het motto: "voorkomen is beter dan genezen":

"Als je weet dat een kind bij aanvang van zijn schoolcarrière een ontwikkelingsvoorsprong heeft, kun je meteen inspelen op de onderwijsbehoefte van het kind. Het is dus van groot belang dat we dit gaan signaleren, voordat een kind naar school gaat. Aandacht voor vroegsignalering, zodat je als juf of meester op de eerste schooldag meteen handvatten hebt om het kind te zien en het daardoor meteen passend onderwijs kunt geven."

Die tekst roept veel vragen op. Bijvoorbeeld: hoe breng je de boodschap ("Mijn kind heeft een ontwikkelingsvoorsprong") zodanig over aan de leerkracht dat die niet meteen denkt: "Daar héb je weer zo'n ouder die meent dat haar uil een valk is." Of: hoezo, 'passend onderwijs'... we hebben het hier over gewone kinderen, hoogstens buitenbeentjes, maar (nog) niet over psychiatrische gevallen. En: hoe moet dat dan, dat 'inspelen op de onderwijsbehoefte van het kind'? Maar vooral: hoe herken je eigenlijk een ontwikkelingsvoorsprong?

Het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong

Over het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong is sinds kort nieuwe informatie beschikbaar, in de vorm van een brochure van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Die brochure behandelt de kenmerken en problemen van (jonge) hoogbegaafde kinderen, en is bedoeld voor professionals, maar is zeker ook aan te raden voor ouders die meer van het onderwerp willen weten.

Hieronder geven we twee checklists uit de NCJ-brochure (zie boven), voor het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong bij kinderen van 0 tot 4.

Maar let op: checklists zijn natuurlijk ondingen. Nagaan of er iets bijzonders aan de hand is, is altijd meer dan het afvinken van items. Je moet verschijnselen in samenhang zien, en onderling afwegen, en combineren met je eigen gevoel en observaties.

Bijvoorbeeld: weinig slapen. Dat is een van de kenmerken van een ontwikkelingsvoorsprong. Maar je hebt ook kindjes die weinig slapen en helemaal geen ontwikkelingsvoorsprong hebben. Zo'n kenmerk moet je dus in samenhang met andere kenmerken beoordelen.

Hetzelfde geldt voor 'een eigen karakter' of 'een eigen willetje'. Dat heeft elk kind wel, zou je zeggen. Ook dat is dus iets om in samenhang met andere kenmerken te beoordelen.

Ander voorbeeld: taalontwikkeling. Een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan soms al heel jong heel goed praten. Maar voor hetzelfde geld is zo'n kind juist heel laat met praten, omdat het kind zó perfectionistisch is dat het eerst zeker wil weten dat het een goede zin kan produceren. Sommige items van de checklist moet je dus omkeren of gewoon terzijde leggen.

Toch willen we je die checklists niet onthouden. Ten eerste omdat ze handige aanknopingspunten bieden om te weten waarnaar je zou kunnen kijken. Ten tweede omdat er gewoon vraag naar is. Zo opportunistisch zijn we dan ook wel weer. En ten derde om te weten waar de professionals naar kijken.

Kenmerken bij baby's en dreumesen (0-2 jr)

  • Is direct na de geboorte al waakzaam en alert. Het kind lijkt alles in de gaten te hebben.
  • Probeert al in de eerste week het hoofd op te tillen, maakt oogcontact of kijkt je doordringend aan.
  • Lacht al snel na de geboorte gericht, verveelt zich snel, en huilt daardoor of is druk als er niets nieuws te ontdekken valt.
  • Doet al vroeg geluiden of bewegingen na.
  • Reageert duidelijk op prikkels zoals aanraking, geluid, geuren, kleuren en smaken.
  • Laat duidelijk weten als iets niet of juist wel bevalt.
  • Legt duidelijk verbanden (bijvoorbeeld van tevoren de ogen sluiten als ze zelf iets laten vallen).
  • Heeft al jong een eigen karakter of een sterke eigen wil.
  • Raakt duidelijk gefrustreerd van dingen die het wil maar nog niet kan (zitten, staan, lopen).
  • Is heel nieuwsgierig en wil letterlijk alles meemaken.
  • Slaapt betrekkelijk weinig, of houdt vast aan een eigen dag/nachtritme.

Kenmerken bij peuters (2-4 jr)

  • Is 'heel vroeg in alles'.
  • Heeft al vroeg een goede ruimtelijke oriëntatie.
  • Ontwikkelt al snel begrip voor kleuren, cijfers en hoeveelheden.
  • Is zeer ondernemend, enthousiast en nieuwsgierig.
  • Haalt graag dingen uit elkaar.
  • Wil alles weten over dingen als vulkanen, astronomie of het leven na de dood.
  • Is motorisch vaardig en zelfstandig.
  • Heeft een hekel aan routine-klusjes.
  • Ziet dat bepaalde dingen 'niet kunnen' (in tv-programma's en boekjes).

Stimuleren of afremmen?

Een van de meest gestelde vragen is altijd: moet ik mijn kind nu stimuleren of afremmen? Dat lijkt een idiote vraag, want waarom zou je een kind willen afremmen...? (Vooropgesteld dat dat al zou kunnen.)

Maar zo idioot is die vraag nou ook weer niet. Ouders begrijpen namelijk heel goed dat 'stimuleren' ertoe kan leiden dat hun kind nóg meer kan vervreemden van zijn leeftijdgenoten. Of dat er een scheve ontwikkeling kan ontstaan, waarbij bepaalde kennis of vaardigheden beter ontwikkeld worden dan andere.

Toch is het altijd goed om mee te gaan met de ontwikkeling van je kind, vinden alle deskundigen. Afremmen werkt niet. De NCJ-brochure formuleert het als volgt:

"Hoogbegaafde kinderen ontwikkelen zich sneller dan leeftijdgenoten. Ouders merken dan dat hun kind 'uit de pas loopt'. Het formuleert vragen waardoor je van je stoel valt en wijst volwassenen soms genadeloos op hun taal- en denkfouten. Dit alles roept vaak een mengeling op van bewondering en schrik.

Dat laatste kan ertoe leiden dat men probeert om de ontwikkeling van het kind af te remmen. Dat is ongewenst. Kinderen die geremd worden in hun ontwikkeling, voelen zich ongelukkig en krijgen geestelijk en lichamelijk last van deze beperking.

Wanneer kinderen niet gestimuleerd worden om zich op een bepaald terrein te ontwikkelen, kan dat zelfs tot stilstand op dat gebied leiden. Ook in een later stadium wordt het dan lastig om de achterstand nog in te halen."

Dus: niet afremmen. ("Kinderen die geremd worden in hun ontwikkeling, voelen zich ongelukkig en krijgen geestelijk en lichamelijk last van deze beperking.") Prima. Maar moet je ze dan ook nog stimuleren? ("Wanneer kinderen niet gestimuleerd worden om zich op een bepaald terrein te ontwikkelen, kan dat zelfs tot stilstand op dat gebied leiden.") Dat lijkt ons tamelijk onwaarschijnlijk. Een kind dat honger heeft, geef je te eten. Zo'n kind stimuleren om nóg meer te eten is nergens voor nodig.

Kortom: gewoon meebewegen, wat ons betreft. Niet afremmen maar ook niet stimuleren.

Bronnen