Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
7 februari 2006 door Gerrit Breeuwsma
Nieuwetijdskinderen en HSP's... de psycholoog Gerrit Breeuwsma vindt het allemaal maar modieuze onzin. In een uitvoerig maar spannend betoog legt hij uit waarom.
Over Indigo-kinderen, Nieuwetijdskinderen, Hoog-sensitieven en andere mystificaties
Ze zijn soms lastig, vertonen merkwaardig gedrag. Ze kunnen je verrassen met hun wijze uitspraken of ergeren door hun vroegwijsheid, ze zijn intuïtief ingesteld en spiritueel begaafd, maar bovenal zijn ze gevoelig. Ze zijn nieuw, maar al eeuwen onder ons. Moeten we ze serieus nemen of zijn ze de zoveelste projectie van volwassenen op kinderen? Over feit en fictie in de omgang tussen kinderen en volwassenen en de vage grenzen daartussen.
In de film The sixth sense (1999) wordt het verhaal verteld van een jongetje dat met problemen kampt waarmee de volwassenen in zijn omgeving hem wel wíllen, maar niet kúnnen helpen. Hij is er voor in behandeling bij een kinderpsycholoog. Zo gaat dat met problemen waar volwassenen geen raad mee weten. De psycholoog – een verrassende rol van Bruce Willis – slaagt er trouwens aanvankelijk evenmin in de vinger op de zere plek te leggen.
Gaandeweg wordt echter duidelijk dat het jongetje iets verzwijgt, deels omdat het te erg is om te vertellen, maar ook omdat hij verwacht dat volwassenen zijn verhaal toch niet zullen geloven – niet ten onrechte. Kinderen die niet worden geloofd, rest niet veel anders dan zich terug te trekken in zichzelf en te zwijgen. Het kind is een mysterie.
Langzaam maar zeker slaagt de psycholoog er echter in het vertrouwen van de jongen te winnen, waarna die hem vertelt dat hij de doden kan zien: "I see dead people". Op gezette tijden, meestal 's nachts in bed, melden zich overleden personen bij hem, iets wat hij merkt doordat hij het ijskoud krijgt. Hij ontloopt ze door in een tentje te kruipen dat hij vol heeft gehangen met kruisbeelden en waarmee hij de doden op afstand kan houden.
De psycholoog is begaan met het kind, maar denkt er beroepshalve het zijne van. De hallucinaties wijzen in de richting van een ernstige psychopathologie – wanen, schizofrenie? Hij is bang dat een klassieke therapie – praten over trauma's, onbewuste verlangens, kinderangsten – hier niets kan uitrichten. En hoezeer het hem ook spijt, de psycholoog staat op het punt zijn hulp te staken, in de wetenschap dat er dan voor het kind alleen nog maar harde maatregelen resten: zware medicatie, langdurige opname, enzovoort.
Het is laat op de avond, buiten waait de wind om het huis en je bent alleen thuis. Al een paar keer ben je je wezenloos geschrokken van die vermaledijde doden. Onwillekeurig hoop je dat de sympathieke therapeut terugkomt op zijn diagnose en zijn professionele scrupules opzij zet, want zo kan het niet langer.
Gelukkig gebeurt dat ook. Waar Willis in zijn meer gangbare repertoire het werk zou laten doen door zijn vuisten, of zijn tegenstanders met handgranaat en kalashnikov te lijf zou gaan, zet hij nu al zijn sensibiliteit in om zich te verplaatsen in de wereld van het kind. In die wereld bestaat kennelijk nog een 'andere wereld', die van de overledenen, van wie sommigen dolende zijn en die gevoelige levenden, zoals het jongetje, met bezoekjes lastig vallen.
Afbeelding - 'The sixth sense' (1999). Haley Joel Osment als Cole Sear en Bruce Willis als Malcolm Crowe
De psycholoog en het jongetje proberen uiteindelijk hun respectievelijke vooroordelen en angsten te overwinnen om samen de doden tegemoet te treden. Die dolen, om het maar plat te zeggen, niet voor de lol, maar omdat er iets is dat hen nog aan het leven bindt. Iets dat ze tijdens hun leven niet af hebben kunnen maken en waarvoor ze een beroep moeten doen op de levenden. Door gehoor te geven aan hun smeekbeden, kunnen de doden eindelijk het dolen staken en hun eeuwige rust vinden.
The sixth sense is een slim gemaakte film, waarin de cliché's uit het horrorgenre op geen enkele manier de dramatische verwikkelingen in de weg staan. Vaak gaan horrorfilms ten onder in de overdrijving, maar in deze film wordt de spanning subtiel opgevoerd en krijgen we maar mondjesmaat iets te zien van de griezels die de nachtrust van de jongen verpesten. Er wordt meer gesuggereerd dan getoond, terwijl het verrassende slot van de film alles nog eens op zijn kop zet.
Het kan moeilijk anders of je medelijden hecht zich aan het kind als kauwgum aan een schoolbank. Je sympathie reserveer je voor de kinderpsycholoog. Samen met het jongetje zit je met het zweet in je handen de strapatsen van de geesten aan te zien. Al je (professionele) scepsis ten spijt: je wilt dat de psychiater de jongen gelooft en niet in de 'valkuil' van een psychiatrische diagnose trapt. Voor de duur van de film is het bestaan van een andere wereld echt.
The sixth sense is niet alleen spannend en goed gemaakt. Hij roept ook de nodige vragen op: waarover gaat de film nu eigenlijk? Gaat hij over kinderangsten, hoe reëel die kunnen zijn (aanvoelen) en hoe gemakkelijk daarbij de grenzen van realiteit en fantasie overschreden worden?
In dat geval zou het verhaal in feite een parabel zijn en gezien kunnen worden als een pleidooi voor begrip en inzicht in de kinderangsten. Of houdt de regisseur het voor mogelijk dat er daadwerkelijk meer is tussen hemel en aarde en dat kinderen daar vaker toegang toe hebben dan volwassenen? Moeten de volwassenen eerst de ballast van het rationalisme zien kwijt te raken voor ze enig zicht krijgen in de wereld aan gene zijde? Gaat de film eigenlijk over de vaak onoverbrugbare kloof tussen kinderen en volwassenen?
En dan de psycholoog. Valt zijn handelen professioneel te rechtvaardigen of gaat hij volledig buiten zijn boekje? Had hij nooit mee mogen gaan in de waan van het kind? Het zijn lastige vragen, waarop de film geen echt antwoord geeft.
Maar het stellen van een vraag is het startpunt voor rationalisatie en een gunstig neveneffect daarvan is dat het de ergste spanning dempt. Voor de zekerheid controleer je nog even of je de achterdeur goed hebt afgesloten. Daarna ga je naar bed.
De tegenstellingen tussen volwassenen en kinderen is een geliefd thema, dat zijn wortels heeft in de Romantiek. Het heeft in de kunst en literatuur, maar ook in de menswetenschappen zijn sporen achter gelaten. In feite kunnen we niet meer over het kind nadenken zonder het af te zetten tegen de volwassene die het (nog) niet is.
Dat kinderen en volwassenen van elkaar verschilden werd daarvoor natuurlijk ook wel gezien, maar de kindertijd werd toch in de eerste plaats opgevat als een quantité negligable, die we zo snel mogelijk achter ons moesten zien te laten.
"Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik teniet gedaan hetgeen eens kinds was", aldus Paulus in zijn Brieven aan de Corinthiërs (13:11). Het kind als onwetende, gebrekkige denker, waar de volwassene resoluut afstand van zou moeten nemen, is een beeld dat als een rode draad door de westerse geschiedenis loopt.
(Noot: de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het citaat vaak onjuist wordt geïnterpreteerd en gebruikt. Waar Paulus het heeft over 'het kind' of kinderen spreekt hij in feite over de prille staat waarin de eerste christenen zich bevonden, terwijl volwassenheid bij hem staat voor Christelijke rijpheid.
Een liefhebber van intellectualiteit ('duistere rede', Brieven aan de Corinthiërs 13:12) en intellectuelen kan Paulus niet zonder meer worden genoemd ("Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken", idem 1:19). Voor een leesbare uiteenzetting over Kinderen in de vroeg-christelijke kerk kan men terecht bij W.A. Strange (1999). Einde voetnoot.)
Maar sinds de Romantiek lijkt het tij gekeerd en wordt het citaat van Paulus veel vaker aangehaald om er de arrogantie van de volwassene mee te onderstrepen. De onwetendheid lijkt nu bij de volwassenen gesitueerd te worden. Kinderen zouden beschikken over een meer oorspronkelijke en elementaire kijk op de werkelijkheid, wat volwassenen niet of slechts bij hoge uitzondering weten.
Het is een standpunt dat sindsdien een geliefd thema vormt in de kunst en literatuur. Het is mooi verwoord in De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry (1943).
Afbeelding - De kleine prins (boekomslag)
De kleine prins moet tot zijn verdriet ontdekken dat volwassenen niet in staat zijn een schaap te tekenen, vragen stellen die er niet toe doen, en zijn antwoorden niet lijken te snappen. Het is een bron van onbegrip en ergernis. "Grote mensen begrijpen nooit iets uit zichzelf en voor kinderen is het vervelend hun altijd weer alles uit te moeten leggen", aldus de (volwassen) verteller.
De verteller is een gecrashte piloot en heeft in die hoedanigheid toch al een iets minder bekrompen visie op het aardse bestaan. Hij beschikt gelukkig ook over een gaatje in zijn bewustzijn dat hem inzicht verschaft in de wereld van kinderen.
"Dus jij komt van een andere planeet?", vraagt hij aan de kleine prins, zoals we gewoon zijn van iemand te zeggen die ons niet begrijpt. De piloot stelt de vraag echter in zijn letterlijke betekenis en laat daarmee zien dat hij in staat is (iets van) de kleine prins te begrijpen.
De moraal is duidelijk. Als er al sprake is van een tekortkoming, dan ligt die bij de (meeste) volwassenen, die de meest elementaire zaken niet snappen. Zij maken echter de dienst uit, zodat kinderen door hen voor vreemde wezens kunnen worden uitgemaakt.
Je zou kunnen stellen dat de pedagogiek en ontwikkelingspsychologie bestaan bij de gratie van de afstand tussen kind en volwassene, en deze vormt dan ook de basis van hun wetenschap. Binnen deze disciplines is het kinderlijke gekarakteriseerd als "alles wat de volwassene niet wil zijn", aldus Guus Kuijer in Het geminachte kind (1980, p. 17).
De scherpe kantjes werden er echter afgehaald door het verschil als functioneel en (evolutionair) noodzakelijk voor te stellen, waardoor het normatieve element werd verdoezeld. Tegelijkertijd werden de verschillen echter verabsoluteerd en verwezen naar een principieel onbereikbare oorsprong. De wetenschappelijke benadering van het kind en de kindertijd laat dan ook vrijwel altijd een ambivalente mengelmoes zien van rationalisme – 'onttovering', als men het Weberiaans zou willen zeggen – en mystificatie.
Wat het eerste betreft is vanuit de psychoanalyse, de (ontwikkelings)psychologie en pedagogiek steeds benadrukt dat de eerste vijf à zes jaren van de kindertijd cruciaal zijn voor de verdere ontwikkeling en in feite de koers uitzetten voor de gehele levensloop.
De meeste aandacht is dan ook lange tijd uitgegaan naar de vroege ontwikkeling om zo aan te kunnen geven langs welk traject de kloof van kind naar volwassene kan (en moet) worden overbrugd. Maar tegelijkertijd is steeds onderstreept dat juist de vroege kindertijd, evenals de oorsprong van de menselijke soort, in belangrijke mate terra incognita zal blijven.
Zelf hebben we per definitie geen toegang tot onze eigen vroege kinderjaren, terwijl kinderen nog niet beschikken over de cognitieve en sociaal-emotionele capaciteiten om ons daar betrouwbaar over te informeren. De belangrijkste periode is dus tevens de meest duistere fase in ons leven en daarmee een dankbaar doelwit voor onze projecties.
Freud, bij uitstek leverancier van de 'rationele' mystificatie van de kindertijd (als bron van diepgewortelde, maar verborgen driften en verlangens), was zich daar terdege van bewust, toen hij schreef over ouders die hun narcisme projecteren op het kind: "Ziekte, dood, afstand doen van het genot, begrenzingen die we onszelf opleggen, gelden niet voor het kind [...] voor hem zijn de wetten van de natuur en van de maatschappij niet van kracht, het kind moet opnieuw het centrum en het hart van de schepping worden."
Het kind staat buiten de normale orde en zou dus evengoed van een andere planeet kunnen komen. Volwassenen die er in slagen zelfs maar een glimp van die planeet waar te nemen, behoren dan al gauw tot een bijzondere categorie van benijdenswaardige mensen.
De psycholoog in The sixth sense is, net als de piloot uit De kleine prins, niet zomaar een volwassene, maar lijkt aanspraak te kunnen maken op de bijzondere status van uitverkorene. Beroepshalve, en dat is meer dan een pikant detail, is hij geïnteresseerd in de fantasiewereld van zijn cliënten, maar het is tevens zijn professionele taak om zijn cliënten weer van de fantasiewereld naar de realiteit terug te voeren. Zijn professionaliteit veronderstelt dat hij in staat is de jongen met begrip tegemoet te treden, maar tegelijkertijd moet hij afstand bewaren en zich niet laten verleiden mee te gaan in de problemen van het kind.
Artistiek is de keus voor de grensoverschrijding gemakkelijk te rechtvaardigen. Het verhoogt niet alleen de spanning van de film, maar is ook noodzakelijk voor de voortgang van het verhaal. Hij is de eerste volwassene die er in slaagt iets van de wereld van het kind te begrijpen en het is via zijn grensoverschrijding dat wij daar deelgenoot van kunnen worden. Wanneer de psycholoog binnen de grenzen van zijn professie was gebleven, had hij zich voor de rest van de film naar de zijlijn gedirigeerd en dat is meer dan men van een ster als Bruce Willis mag eisen.
Blijven we zitten met de vraag of zijn handelwijze ook professioneel verantwoord is. Het zal vermoedelijk niet de grootste zorg van de regisseur zijn geweest, maar de film raakt aan een belangrijke ethische kwestie. Hoe ver mag een psycholoog – en in feite iedere professionele hulpverlener – mee gaan in de wereld van zijn of haar cliënten?
Dat dit meer is dan een hypothetische vraag, naar aanleiding van een fictief voorbeeld, zal blijken uit de rest van het betoog. Ik wil eerst ingaan op de zogenaamde Indigokinderen en Nieuwetijdskinderen, om daarna te laten zien dat die verdacht veel weg hebben van de Hoog Sensitieve kinderen die de laatste tijd een grote populariteit genieten.
Sinds enige jaren komen er massaal Indigokinderen – vernoemd naar de donkerblauwe kleur van hun aura – naar de aarde, om ons te helpen bij de overgang naar een hoger bewustzijnsniveau. Zij zijn de representanten van een belangrijke stap in de evolutie, die moet resulteren in een spiritueler en meer intuïtief ingestelde mens. Deze kinderen maken zo een toekomst mogelijk waarin we op een meer liefdevolle manier met elkaar samen kunnen leven, in een wereld zonder oorlog, geweld en moordende concurrentie.
De Indigo's zijn reeds dragers van een hoger bewustzijn. Velen van hen zouden beschikken over 'oude zielen' of komen uit een ander zonnestelsel of andere dimensie. Als voorlopers van een nog niet gerealiseerde toekomst worden ze ook wel Nieuwetijdskinderen genoemd, aldus de informatie die is te vinden op verschillende sites over Indigokinderen, Nieuwetijdskinderen, Lichtkinderen, Kristalkinderen, maar ook intuïtieve, hooggevoelige of zelfs overgevoelige kinderen.
Nadere bestudering maakt duidelijk dat de verschillende benamingen vaak naar hetzelfde type kind verwijzen en door elkaar worden gebruikt, al zijn er accentverschillen.
Met wortels in new age en het holistisch denken, laten de sites ons kennismaken met wel heel bijzondere kinderen, die niet alleen van een andere planeet líjken te komen, maar daar volgens sommigen ook daadwerkelijk hun herkomst hebben of connecties mee onderhouden.
Anderen zien de Nieuwetijdskinderen vooral als een tegenreactie tegen de haastige, agressieve wereld, de overdonderende invloed van de tv, gsm en computer of de weerstand tegen onnatuurlijk voedsel en inentingen. Het gevoel van verlatenheid dat veel van deze kinderen zo beheerst, zou ook voort kunnen komen uit het feit dat ze eigenlijk een deel van een tweeling zijn: "waarbij de [andere] vrucht werd afgedreven".
Toch zijn deze kinderen minder bijzonder dan wij misschien geneigd zijn te denken. Naar schatting zou al zo'n 95 procent van de kinderen die nu geboren worden Indigo zijn. Het kan dus moeilijk anders of in de nabije toekomst moeten zij een aanzienlijk deel van de totale populatie gaan uitmaken. Het is een kwestie van geduld.
Het Indigokind, zo lezen we verder, wordt geboren om onvoorwaardelijk lief te hebben, maar treft helaas maar al te vaak volwassenen op zijn pad die daar niet voor open staan. Onbegrip en soms regelrechte strijd zijn dan ook vaak zijn deel. Indigokinderen kunnen zich daardoor onzeker gaan voelen.
Ze ontwikkelen niet zelden problemen die psychologisch geïnterpreteerd worden: hypergevoeligheid, teruggetrokken gedrag, introversie, angst, maar ook ADHD, PDD-NOS, autisme, dyslexie en dyscalculie zijn enkele van de problemen die we bij deze kinderen veelvuldig aantreffen. Maar goed beschouwd zijn deze kwalificaties eerder uitingen van onvermogen van hulpverleners en volwassenen, dan diagnoses waar deze kinderen mee geholpen kunnen worden.
Daarbij ontnemen de diagnoses ons het zicht op de positieve bijdragen die deze kinderen aan onze samenleving zouden kunnen leveren. Indigo's zijn gevoelig, creatief, denkers, wijs en beschikken over paranormale gaven. Ze kunnen vaak putten uit ervaringen uit vorige levens.
Het is dan ook zaak voor volwassenen om open te staan voor deze kinderen, hun de ruimte te bieden die ze nodig hebben en hun leven niet te verzieken door middel van de psychologisering van hun problemen.
Overigens zijn ook veel volwassenen zelf Indigo of Nieuwetijdsmens, maar zijn ze door de vele weerstand die ze in hun kinderjaren hebben ontmoet, al lang murw geslagen, waardoor het contact met hun diepste innerlijk is verbroken.
Door hun problemen komen de kinderen niet zelden in het reguliere hulpverleningscircuit van de GGZ terecht, maar daar zullen ze veelal tegen een muur van onbegrip aan lopen. De psychologie, zoveel is wel duidelijk, is niet zo thuis in het spirituele bewustzijn. Dat neemt niet weg dat de pleitbezorgers van het Nieuwetijdskind gretig gebruik maken van aan de psychologie ontleende inzichten.
Eveneens schurken ze flink aan tegen de reguliere psychologische praktijk. Er wordt flink gegrossierd in therapieën, al is de belangstelling voor Bach Bloesemremedies, Reiki of geneeskrachtige stenen groter dan voor een evidence based practice als de cognitieve gedragstherapie – om maar eens wat te noemen.
Op Nieuwetijdspunt.nl figureren enkele orthopedagogen en psychologen die zonder wetenschappelijke scepsis verslag doen van hun ervaringen met Nieuwetijdskinderen. Het nu volgende is ontleend aan een artikel van Margot Klompmaker, 2000, geplaatst op genoemde site.
De orthopedagoge Erika de Bly meent dat het regulier onderwijs ernstig tekortschiet als het gaat om de opvang van deze kinderen. Zij pleit voor aparte scholen waarin de specifieke capaciteiten van de Nieuwetijdskinderen, die vaak minder analytisch zijn ingesteld en meer als 'beelddenker' moeten worden getypeerd, veel beter tot hun recht komen. Wie een tijdje meesurft op de spirituele golf van het wereldwijde web ontdekt al snel dat het daarbij ongetwijfeld gaat om Iederwijs of aanverwante vormen van non-onderwijs.
Ook psychologe Barbara Prassek werkt geregeld met Nieuwetijdskinderen: "Dan heb ik het over een kind dat 'wezens' ziet of onverklaarbare angstaanvallen heeft. [...] In die gevallen heb je weinig aan je wetenschappelijke, universitaire kennis" – maar dat vermoeden hadden we al.
"Ook al heb je zelf niks op met reïncarnatie of paranormale verschijnselen: neem een kind dat dit wel doet serieus", stelt de psychologe. "Ik ga ervan uit dat sommige kinderen zich in andere dimensies kunnen bevinden en daar van alles waarnemen. Ik denk niet dat het helpt om tegen zo'n kind te zeggen dat het een levendige fantasie heeft of dat het moet ophouden met die flauwekul. Als een jongetje mij vertelt dat hij in de hoek een zwarte man ziet staan, geloof ik dat, ook al zie ik zelf niets. Dan probeer ik samen met het kind een oplossing te vinden om de man weg te krijgen of ervoor te zorgen dat zijn angst minder wordt."
Hoe ver mag je gaan in het serieus nemen van kinderen, lijkt dan een gerechtvaardigde vraag. Heel ver, als we de site mogen geloven. "Wij hebben deze kinderen eigenlijk niet zo veel te vertellen, zij hebben ons wat te zeggen", stelt Carla Muijsert, auteur van enkele boeken over Nieuwetijdskinderen.
Ook zij ziet in deze kinderen een vingerwijzing naar de toekomst: "Steeds meer mensen ervaren dat alles uit een en dezelfde bron voortkomt. Ieder mens is een druppel uit dezelfde oceaan. We zijn allemaal individuen en toch onderdeel van een groot geheel. Steeds meer jonge kinderen ervaren die eenheid heel duidelijk. Ze zien geen verschillen, maar juist allerlei overeenkomsten. De wereld is voor hen een groot, organisch geheel. Ze voelen zich verbonden met alles en iedereen.
Als iemand een tak van de boom rukt, doet dat sommige kinderen pijn. Zo sterk is die band. [...] Kinderen zijn in hun bewustzijn een stapje verder. Ze laten zich leiden door hun innerlijk weten. Wij onderdrukken dat vaak. Dat hebben we zo geleerd. Maar deze kinderen laten zich niet onderdrukken. Die willen geaccepteerd worden zoals ze zijn."
De ideologie achter de Nieuwetijdskinderen zal mensen die zichzelf graag als 'nuchter denkend' zien, gauw te esoterisch zijn. Respect voor de gevoeligheden van je kind is één ding, maar om daarvoor het hele circus aan bovennatuurlijke, spirituele en paranormale verschijnselen te moeten omarmen, is een ander verhaal.
Voor deze nuchtere denkers is er evenwel een alternatief voorhanden dat bijna net zo veel oog heeft voor de bijzondere gevoeligheden van het kind als de nieuwetijdsdenkers, maar dat zich vrijwel uitsluitend bedient van een psychologische terminologie. Nergens is dat duidelijker dan bij de momenteel populaire boeken over zogenaamde Hoog Sensitieve Kinderen.
Dat de verwantschap meer dan oppervlakkig is, valt gemakkelijk af te lezen aan de sites over Indigokinderen en Nieuwetijdskinderen, die vrijwel altijd verwijzen naar Hoog Sensitiviteit en soms de indruk wekken dat het om een en hetzelfde fenomeen gaat.
Zo hanteert de site van de Nieuwetijdskinderen Organisatie Nederland de definitie van 'overgevoelige, hoog sensitieve kinderen' en geeft verder de indruk dat de termen als synoniem voor elkaar kunnen worden gebruikt.
Op de site hooggevoelig.nl wordt de overeenkomst met Indigo en Nieuwetijdskinderen eveneens opgemerkt. Het belangrijkste verschil lijkt de claim dat hoog sensitiviteit van alle tijden is, terwijl men bescheidener is over de (toekomstige) omvang van de groep mensen die hierdoor getypeerd kunnen worden.
Wie meer wil weten over hoog sensitieve kinderen, komt onvermijdelijk in aanraking met het werk van Elaine N. Aron, auteur van, Het hoog sensitieve kind. Help je kinderen op te groeien in een wereld die hen overweldigt.
Aron heeft tijdens haar jarenlange ervaring als psychotherapeute te maken gehad met een stoet aan kinderen die anders waren: gevoeliger, gemakkelijker van hun stuk gebracht en kwetsbaarder voor alles wat er aan indrukken op hen afkomt. Eerder schreef ze al over Hoog sensitieve personen en Hoog sensitieve personen in de liefde, boeken die eigenlijk alle ingrediënten bevatten die ook in Het hoog sensitieve kind aan de orde komen. Voor de liefhebbers is er ook een Scheurkalender voor hoog sensitieve personen (2005) in de handel.
Aron afficheert zich nadrukkelijk zelf als Hoog Sensitief Persoon (HSP) en heeft ook een Hoog Sensitief Kind (HSK), dat zij, zoals sommige mannen over hun BMW kunnen praten, vaak botweg 'mijn HSK' noemt. Het is trouwens een kenmerkende stijlfiguur: de nadruk op de persoonlijke ervaring met het fenomeen. Het verschaft de auteur kennelijk een autoriteit die professionele deskundigheid haar niet, of niet voldoende verleent.
Bij haar rol als ervaringsdeskundige past ook het wantrouwen tegen de reguliere hulpverlening. Die toont maar al te vaak weinig bereidheid om naar haar verhaal te luisteren. Tegelijkertijd is er Aron veel aan gelegen om haar rol als professional te onderstrepen. Ze neemt de moeite om zich aan de wetenschap te conformeren. In haar boeken spreekt ze over onderzoek dat haar bevindingen zou bevestigen, maar dat in de meeste gevallen slechts zijdelings te maken heeft met haar eigenlijke punt, namelijk het bestaan van hoog sensitieve kinderen.
Een HSK'er – vergeef me de afkorting, maar slechte gewoonten zijn besmettelijk – is een kind dat veelal niet opgewassen is tegen het overweldigende bombardement aan indrukken die er uit de wereld op hem of haar afkomen.
Veel vaker dan 'het gemiddelde kind' wordt een HSK'er overmand door emoties, waardoor het terugtrekgedrag vertoont. Het is vaak angstig, geremd of zenuwachtig. Ogenschijnlijk heeft het last van depressieve buien of is het juist heel recalcitrant en onhandelbaar.
Het kan zomaar, want eigenlijk kan alles met een HSK'er. Er is er geen één hetzelfde, want ze zijn allemaal anders. Best lastig dus. Of gewoon een slecht gedefinieerd fenomeen?
HSK'ers zijn bijzondere kinderen, maar toch ook weer niet, want maar liefst 15 tot 20% van alle kinderen voldoet aan de kenmerken ervan. Jongens en meisjes worden in gelijke mate getroffen door deze eigenschap, want zo moeten we het leren zien, als een eigenschap, niet anders dan 'wilskrachtig' of 'makkelijk'. Niet zeldzaam dus, maar de sensitieven vormen een minderheid en die moet het vaak afleggen tegen de meerderheid.
Ze zijn misschien niet altijd gemakkelijk te herkennen, de HSK'ers, maar aan de hand van 23 vragen – 'schrikt snel', 'lijkt zeer intuïtief', 'heeft moeite met grote veranderingen', 'is een perfectionist' – voor ouders, is daar snel achter te komen.
Heb je dertien of meer vragen met 'ja' beantwoord, dan is je kind 'waarschijnlijk hoog sensitief', aldus Aron. Ze voegt er onmiddellijk aan toe: "Geen enkele psychologische test is echter zo betrouwbaar dat je er jouw manier van omgaan met je kind op moet baseren. Als je slechts een of twee vragen met 'ja' hebt beantwoord, maar ze zijn in extreme mate waar, heb je wellicht ook reden om je kind hoog sensitief te noemen."
Goed beschouwd is er dus altijd wel een reden om je kind hoog sensitief te noemen. Jij laat je toch niet aanpraten dat jouw kind, door het ontbreken van slechts één kenmerk, niet hoog sensitief kan zijn?
HSK'ers komen tal van problemen tegen in het leven van alledag: het kledingmerkje in een truitje, een schoolreisje, de vorm van de macaroni, gevoeligheid voor subtiele geuren, het kan de HSK'er allemaal uit zijn of haar evenwicht brengen.
Daar staat tegenover dat de HSK'er heel goed is met dieren en planten. En Aron is er van overtuigd dat het menselijk ras kan profiteren van jouw HSK. Ze zijn opmerkzaam voor verandering en gevaar, beschikken over de capaciteit daarover te reflecteren en van oudsher vinden we, aldus Aron, sensitieve mensen dan ook terug als wetenschappers, theologen, historici, rechters, artsen en kunstenaars.
Het boek is een feest der herkenning voor iedereen die zelf met hoog sensitiviteit te kampen heeft. "Dat ben ik – het klopt helemaal; ik wist niet dat er nog meer mensen waren die zich zo voelden", kreeg Aron dan ook vaak te horen naar aanleiding van haar eerste boek.
Het kan moeilijk anders of Mariëlle verwijst in haar website over Hoog Sensitieve Personen naar het werk van Aron. "Naast mijn 'aardse' bestaan als secretaresse heb ik ook Reiki en houdt ik me bezig met de alternatieve kant van genezen (Bach Bloesemremedies) en vindt ik alles wat met tarot te maken heeft ontzettend boeiend." Begin september gaat ze beginnen met een cursus Tarot-kaarten leggen. "Iets wat ik nu ook al doe', zo schrijft ze, waarschijnlijk niet helemaal in overeenstemming met de eisen die het NIT (Nederlands Instituut voor Tarot) aan haar leden stelt. Hoe dan ook, voor een cursus 'Eenvoudige grammatica' zal ze voorlopig wel geen tijd hebben, terwijl dat geen overbodige luxe zou zijn ("vindt ik").
Het zal duidelijk zijn dat we meer oog moet hebben voor de problemen waar HSK'ers mee kampen. Helaas zijn veel hulpverleners en onderwijzers nog niet ter zake kundig, en sommige deskundigen hebben zulke lange tenen dat ze geen oog hebben voor de gevoeligheden van anderen.
Daarom leert Aron je alvast hoe je moet omgaan met onwillige deskundigen. Je moet ze altijd een slag voor blijven als het gaat om het praten over jouw kind, door van tevoren jouw verhaal – dat ze een 'intro' noemt – te maken, waarin je beknopt uitlegt wat sensitiviteit behelst. Ze geeft handige suggesties voor boeken die je aan je kinderarts kunt laten lezen.
Wanneer deskundigen ongevoelig blijken voor al je goede adviezen en jouw specifieke kennis over jouw kind, dan is het beter geen verdere moeite te doen en op zoek te gaan naar iemand die wel wil en kan luisteren. Kortom, wees altijd zeker van je zaak, vooral bij twijfel.
Ook als je zelf geen Hoog Sensitief Persoon bent, zul je door lezing van Arons boek een grotere sensitiviteit voor het fenomeen ontwikkelen, is haar verwachting. Heb je er eenmaal oog voor, dan zie je ze overal.
Mariëlle schrijft bijvoorbeeld op haar site dat ze een cavia-opvang heeft, met dertien cavia's, twee konijnen en vier katten. Een drukte van belang natuurlijk. Eén van de katten is Hoog Sensitief. Met hem heeft ze dan ook een speciale band en ze schrijft: "Ik kan met hem communiceren zonder woorden te gebruiken." Daar zit natuurlijk een mooi vervolg in: het Hoog Sensitieve Huisdier. Het komt er vast, want Aron weet nu al enkele fraaie bladzijden te wijden aan Sam, haar Hoog Sensitieve border collie.
Soms raakt Aron bij al het geschrijf over de sensitieven een beetje de draad kwijt. Zo schrijft ze op pagina 169: "In hoofdstuk 7 hadden we het over een driftbui van een tweejarige", terwijl de lezer dan nog maar in hoofdstuk 5 zit. Maar misschien gaat ze er stilzwijgend van uit, zoals ook Mariëlle op haar website schrijft, dat de meeste sensitieven helderziend en heldervoelend zijn en al lang weten wat er verderop in het boek aan de orde komt.
Waar het verhaal over Indigo's en Nieuwtijdskinderen zich laat afdoen als de zoveelste variant uit de dikke duim van new-agedenkers, is dat ten aanzien van Arons Hoog Sensitieve Kinderen/Personen minder eenvoudig. Haar beschrijving van gevoelige kinderen is niet zomaar uit de lucht gegrepen.
Veel mensen zullen ervaringen met (hun) kinderen of zichzelf hebben die overeenkomen met de beschrijving die Aron van hoog sensitieve kinderen geeft. Kinderen die introvert zijn, moeite hebben met grote veranderingen, zich minder op hun gemak voelen in groepen, zich sneller zorgen lijken te maken over zaken die voor andere kinderen geen enkel probleem zijn: wie kent ze niet?
Het is dan ook zinvol om rekening te houden met deze kinderen, zeker in een tijd waarin alles om assertiviteit en sociale vaardigheid lijkt te gaan.
Tegelijkertijd slaat Aron door in haar pleidooi voor deze kinderen. Van zielig maakt zij ze van de weeromstuit heel bijzonder. Al lezende ontstaat de indruk dat hoog sensitiviteit niet een psychologische eigenschap, maar veeleer een 'gave' is. In Arons voetspoor zijn al boeken verschenen die dat idee uitdragen (Marletta-Hart, 2003).
Aron stelt hoog sensitiviteit te absoluut voor en soms lijkt het alsof ze fundamenteel verschillen van niet-sensitieven (een nogal horkerig type). Het kan echter niet anders of tussen haar geschatte aantal van 15 tot 20% sensitieven en de andere 80 tot 85% moet flink wat verwantschap zijn.
Aron erkent zelf het gevaar van de kunstmatige tweedeling. "Dat gevaar [...] loop je altijd met ieder tweedeling. Maar hoe erg is het als mensen die gewend zijn te worden gezien als lastig, overgevoelig, niet zo gezellig, niet zo ondernemend, nu eens horen dat hun eigenschappen heel waardevol zijn voor de maatschappij?" (geciteerd in de Volkskrant, 10 april 2004).
Veel lezers zullen de wirwar aan ideeën, wijze lessen, tips voor ouders, kinderen en leerkrachten, voor wetenschap(pelijk) aanzien. Populaire bladen als Psychologie Magazine en J/M, het 'vakblad voor ouders', versterken dat idee. Psychologie Magazine houdt in zijn nummer van oktober 2004 nog een slag om de arm en laat kritische wetenschappers aan het woord, maar levert er een test bij om te ontdekken "hoe gevoelig u bent".
Naar het zich laat aanzien, zitten er ook psychologen en (ortho)pedagogen onder de aanhang van Aron. De vraag is of zij daarmee hun professionele distantie niet te veel uit het oog zijn verloren. En is de hang van volwassenen – hulpverleners en ouders – naar het 'bijzondere kind', niet het resultaat van het soort projectie waar Freud al voor waarschuwde?
Als Nieuwetijdskinderen al niet van een andere planeet komen, dan bevinden ze zich in ieder geval in een wondere wereld. Op grond daarvan zouden we het af kunnen doen als een marginaal verschijnsel, dat zich in het ergste geval afspeelt aan de grenzen van de psychologie.
Die grenzen zijn echter poreuzer dan die van Nederland sinds het verdrag van Schengen. Niet alleen spreken veel hulpverleners (therapeuten) op het terrein van de Indigo's en Nieuwetijdskinderen een brabbeltaaltje waar veel (pseudo-)psychologie in voor komt, ook zijn er psychologen die er geen been in zien hun naam te verbinden aan de aanhangers van het nieuwetijdsdenken.
Het is heel goed mogelijk dat ze daarbij een genuanceerd standpunt innemen en de ervaringen van Nieuwetijdskinderen niet zozeer geloven, als wel respecteren. Maar dat neemt niet weg dat ze het fenomeen op zijn minst van een wetenschappelijke status voorzien. De nauwe relatie tussen het nieuwetijdsdenken en hoog sensitiviteit maakt de esoterie salonfähig.
Op de sites over Hooggevoeligheid wordt braaf gewezen op de verschillen met Nieuwetijdskinderen, maar de overeenkomsten springen meer in het oog. In Arons werk wordt gebruik gemaakt van een jargon dat wetenschappers vertrouwd is en dat bij leken vertrouwenwekkend overkomt, maar het is in laatste instantie een overtuiging in een wetenschappelijk jasje. Voor leken is het vooral prettig dat de toon zo positief is.
Dat alle wetenschap toch vooral buitenkant is, blijkt uit het feit dat nergens het bestaan van hoog sensitieve personen aan de orde wordt gesteld. Ze zijn er, en wie dat niet ziet, diskwalificeert zichzelf daarmee.
Bovendien mag Aron zich dan misschien keurig onthouden van esoterische taal, het hangt wel als een aura om haar werk heen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de nieuwetijdsdenkers dat feilloos hebben weten op te pikken en Arons werk hebben geïncorporeerd in hun fictie over het bijzondere kind.
Die fictie staat ook model voor de manier waarop in het werk van Aron en de nieuwetijdsdenkers de omgang tussen volwassenen en kinderen is geregeld. Het is de vraag of kinderen daar mee geholpen zijn. Er wordt te weinig rekening gehouden met de mogelijkheid dat (psychische) problemen bij het kind kunnen voortkomen uit de misvattingen (bij hem) over de werkelijkheid.
In plaats daarvan worden volwassenen aangemoedigd het kind tegemoet te komen, want zoals we mevrouw Muijsert al hebben horen zeggen: "Wij hebben deze kinderen eigenlijk niet zo veel te vertellen, zij hebben ons wat te zeggen." Volwassenen die hun kinderen niets meer te vertellen hebben en er nog trots op zijn ook.
Op een minder expliciete manier hanteert Aron hetzelfde uitgangspunt. Dat kan ook moeilijk anders, want hoe zou een sensitief persoon ooit iets kunnen opsteken van een niet-sensitieve persoon?
Op verschillende plekken in het boek richt Aron zich dan ook tot de niet-sensitieve ouder, met onderwerpen als: "Je zult het moeilijk vinden om te geloven dat je kind de wereld anders ervaart" (p. 100) of, "Doe er alles aan om de ervaring van je kind te begrijpen" (p. 102).
Voor zover Arons benadering nog een opvoedingsleer genoemd kan worden, liggen de verhoudingen daarin op zijn kop. Het is, zoals de Franse filosoof Pascal Bruckner dat in De verleiding van de onschuld (1996) heeft getypeerd, gestoeld op een pedagogie die tot theologie is verheven.
Het kind, als vertegenwoordiger van een meer oorspronkelijke staat van intuïtief en spiritueel kennen, vraagt een toewijding die bijna religieuze trekken heeft. We moeten het belijden en trachten te worden zoals hij.
Afbeelding - Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld (Johannes 18:36)
Het getuigt van een toewijding die geen tegenspraak duldt. Hulpverleners die geen begrip kunnen op brengen voor jouw kind, dienen te worden vermeden, anderen kunnen op het goede spoor gebracht worden wanneer ouders hen aanraden een goed boek over sensitiviteit of temperament te lezen.
"Vertel je kinderarts over het temperament van je kind en luister goed of het werkelijk tot hem doordringt. Hij of zij moet er niet iets pathologisch van maken of het wegwimpelen" (p. 239), schrijft Aron met opgeheven vinger.
Laat in geval van twijfel over de diagnose van je kind, aldus Aron, je kind altijd behandelen door een team van deskundigen: kinderarts, psychiater, psycholoog, ergotherapeut, logopedist, maatschappelijk werker en leerkrachten. Want iedere deskundige heeft zijn blinde vlek.
Van belang is volgens Aron dat ze 'een terzake kundige indruk maken' en dat lijkt een redelijke eis. Ze voegt er direct aan toe: "Jammer genoeg zijn veel deskundigen dat niet en kunnen er met een HSK ernstige fouten worden gemaakt" (p. 51). Bovenal "moeten deze deskundigen je tijdens en na deze beoordeling ondersteuning en bevestiging geven", zo meent ze verder. "Je moet deze mensen kunnen vertrouwen en respecteren". Maar als lezer vermoed je inmiddels dat dit in het geval van Aron alleen zal lukken wanneer ze haar gelijk krijgt.
Achter de ogenschijnlijk redelijke en empathische woorden van Aron, begaan met het lot van onbegrepen kinderen, doemt een beeld op van een volwassene die stampvoetend als een nukkige peuter zijn zin wil doordrijven in een grote speelgoedwinkel. Omdat er zoveel is, wil ze alles, behalve een beslist 'nee': c'est dur, d'être adulte.
In zijn boek diagnosticeert Bruckner deze houding, waarin het kinderlijke de norm is geworden en waaraan volgens hem veel volwassenen lijden, als infantilisme: "de overdracht van de karakteristieke eigenschappen en privileges van het kind aan de volwassene" (p. 13). De zwakte van het kind wordt getransformeerd in een kracht, die de volwassene ontslaat van de plicht het kind te helpen zijn zwakte te overwinnen, en die daarmee begerenswaardig wordt.
Hoe kan men die toestand beter bereiken dan door – onder het mom van een zoektocht naar 'het verloren paradijs' – de volwassenheid af te schaffen om uiteindelijk zelf te mogen zwelgen in een toestand van permanent infantilisme.
En zo lijkt de kloof tussen kinderen en volwassenen, die sinds de Romantiek normatief is geweest voor de omgang tussen beide partijen, weer te slechten, maar nu door de 'oplossing' van de volwassenheid.
Om aan de volwassen verantwoordelijkheid te ontsnappen, wordt van het kind een mysterie gemaakt en een mysterie valt nu eenmaal niet te begrijpen: daar moet je in geloven. Met dat geloof maak je in feite ook zelf deel uit van het mysterie en ben je immuun geworden voor kritiek. Je verschaft jezelf de ruimte om te geloven in geesten, andere dimensies of vormen van bewustzijn die voor het rationele denken niet te bevatten zijn.
Het staat psychologen vrij daarin te geloven. Wie er vervolgens ook naar wil handelen, overschrijdt echter de grenzen van zijn professie. Wie die grenzen te strak getrokken vindt, beoefent zijn vak in het verkeerde genre en doet er verstandig aan voor de fictie te kiezen. Als psycholoog maakt hij zich schuldig aan mystificatie van het kind.
Dat kinderen ons geregeld raadselachtig overkomen, hoeft daarmee niet in tegenspraak te zijn. Of zoals Mark Haddon, in Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht (2003), zijn autistische hoofdpersoon Christopher Boone laat zeggen: "Heel veel dingen zijn een raadsel. Maar dat betekent niet dat er geen oplossing voor is. De wetenschap heeft de oplossing alleen nog niet gevonden. Bijvoorbeeld, sommige mensen geloven in geesten van mensen die terug zijn gekomen uit de dood. [...] Uiteindelijk zullen wetenschappers iets ontdekken wat geesten verklaart [...] En dan zijn geesten geen raadsel meer. Dan zijn ze net als elektriciteit en regenbogen en koekenpannen die niet aanbakken."
Je zou er bijna positivist van gaan worden. Maar goed, we weten eigenlijk best dat 'koekenpannen die niet aanbakken' ook fictie is. Daarover misschien een andere keer.
is ontwikkelingspsycholoog (Rijksuniversiteit Groningen).