Het forum van Ouders.nl is een online community waar iedereen respectvol met elkaar omgaat. Het forum is er voor ouders met vragen over opvoeding, ouderschap, ontwikkeling, gezondheid, school en alle andere dingen die je als ouder tegenkomt in het leven.
8 juli 2010 door Stijn Sieckelinck
Stijn Sieckelinck constateert dat alle politieke partijen VOOR verplichte opvoedondersteuning zijn en legt uit hoe dat komt. Maar ook dat het een historische en pedagogische vergissing is, waarbij praktisch alle partijen hun uitgangspunten vergeten lijken te zijn. Dit is deel 3 van een serie over overheidsbemoeienis met het gezinsleven.
Of het nu gaat over kinderopvang, jeugdzorg, of alcohol- en drugspreventie: meestal zijn er duidelijke verschillen te zien in de standpunten tussen de politieke partijen. Linkse politici leggen meer de nadruk op structurele maatregelen, terwijl rechtse politici meteen spijkers met koppen willen slaan. En of het nu gaat om vroegtijdige schooluitval of het aanpakken van jeugdcriminaliteit, links zal altijd eerder inzetten op preventie en pas later op repressie, terwijl rechts meestal begint met repressie.
Met verplichte opvoedondersteuning ligt het anders. Over dat thema bestaat een haast ontroerende eensgezindheid tussen alle partijen. De tijd dat repressieve maatregelen enkel als noodrem werden ingeschakeld, is voorbij. Of is er begripsverwarring ontstaan over de termen 'preventie' en 'repressie'?
Zonder enige uitzondering staat bij alle partijen te lezen dat de overheid achter de voordeur moet kunnen ingrijpen als de ouders niet uit eigen beweging bereid zijn om professionele opvoedhulp te aanvaarden. (In de verkiezingsprogramma's is het niet altijd terug te vinden maar op de websites wel.)
De argumenten gaan doorgaans twee kanten op: de samenleving moet worden beschermd tegen kinderen uit probleemgezinnen, en de kinderen zelf verdienen beter om later mee te kunnen in de samenleving. Een greep uit de standpunten:
Het laatste citaat doet de interessante vraag rijzen of je een repressieve maatregel kunt inzetten om 'preventief op te treden tegen problemen bij jongeren'.
We zien hier een verschuiving in het vertoog over opvoedondersteuning. Waar vroeger onder preventie werd verstaan dat acties werden ondernomen om mensen beter uit te rusten om op te voeden, wordt het tegenwoordig preventief genoemd wanneer ouders met dwang opvoedcursussen worden opgelegd.
Het grote verschil is dat de vroegere aanpak in de eerste plaats gericht was op competentieversterking van de ouders, terwijl de hedendaagse invulling veel meer gericht is op de terechtwijzing van de ouders, met daarmee impliciet verbonden de overtuiging dat alleen zo de kinderen kunnen gered worden. En daar gaat het tenslotte om, nietwaar...
Echter, de ingrijpende gevolgen van deze aanname, én het feit dat ouders van kinderen worden losgerukt – zowel in het model als in de praktijk – lijkt geen enkele politicus te boeien. En dat zal niet veranderen zolang de linkse partijen dit kunnen uitleggen als preventie en de rechtse partijen zich op de borst kunnen kloppen met deze repressieve ingreep. Oftewel: de een noemt het preventie en de ander repressie. Daardoor is er geen discussie meer.
De eensgezindheid over de verplichte opvoedondersteuning komt enigszins verstikkend over. Niet alleen pedagogisch, maar ook historisch gezien zou deze uitkomst heel wat vragen moeten oproepen. Het inperken van de vrijheid van opvoedonbekwame ouders is blijkbaar een van de meest centrale pedagogische beleidspunten geworden, maar de eensgezindheid op dit punt – van rechts tot links – is nieuw in de Nederlandse geschiedenis.
Een liberaal grondprincipe beschermde voorheen nog het individu tegen bemoeienis door de staat. Een socialistisch principe zag emancipatie van gezinnen als het hoogste goed. En de christenen hebben altijd hun religieuze autonomie in de strijd geworpen als bescherming tegen verregaand staatsingrijpen. Geen van deze drie principes heeft blijkbaar in het domein van de gezinspedagogiek kunnen standhouden.
De discussie onder beleidsmakers gaat alleen nog over de vraag wanneer en onder welke voorwaarden dit ingrijpen moet plaatsvinden. En van de kant van de pedagogen blijft het akelig stil. Het is ook niet gemakkelijk om een trend in het gezinsbeleid aan de kaak te stellen. Dat vraagt om lef en visie, twee deugden die in de pedagogische opleidingen niet echt als prioriteit worden gezien.
Maar als deze 'repressie als preventie'-visie inderdaad zo sterk is dat niemand er nog tegen kan zijn, dan wordt het werk van opvoeders gereduceerd tot het uitvoeren van deze dominante visie die nergens goed onderbouwd is, en waar tot overmaat van ramp op beleidsvlak helemaal geen discussie meer over bestaat.
De vraag of gedwongen ingrijpen in de opvoeding eigenlijk wel gewenst is, wordt door onze beleidsmakers niet meer gesteld. Dat het op aanzienlijke schaal moet worden ingezet om incompetente ouders op het rechte pad te helpen, daar is iedereen het anno 2010 over eens. Of niet?
(1980) is pedagoog en filosoof. Hij is eindredacteur van het tijdschrift PIP (Pedagogiek in Praktijk) en schreef onder andere: 'Het beste van de jeugd' (over het belang van idealen voor jongeren), en 'Idealen op drift', over radicalisering als pedagogisch probleem.