Brr.. Koud! Check onze hacks om je kind lekker warm én gezond te houden

10 oktober 2011 door Natasha Zweers

Mijn kind was een tweeling

Deel 7 van onze serie over bijzondere kinderen gaat over het 'vanishing twin syndrome': een tweeling- zwangerschap waarbij een van beide vruchten voor de geboorte sterft. Natasha Zweers vertelt.

Mijn wederhelft en ik hebben altijd gedroomd van een kwartet kinderen. Toen de oudste twee geboren waren, zeiden we dan ook regelmatig voor de grap: "Als we nu nog een tweeling krijgen, dan zijn we klaar."

Dus toen er helemaal aan het begin van mijn derde zwangerschap inderdaad twee cashew-nootjes op het scherm van het echo-apparaat verschenen, waren we niet alleen stomverwonderd, maar vooral dolgelukkig. Gedachten als: "Wat een drukte, hoe moet dat nou?" zijn geen moment in ons opgekomen, want praktische problemen zijn er om opgelost te worden.

Een gynaecoloog had ooit tegen mijn beste vriendin gezegd: "Als je eenmaal een hartje hebt zien kloppen, dan weet je voor 99% zeker dat het goed gaat." Dus toen we een weekje later twee hartjes zagen kloppen, zijn we het nieuws van onze Pip en Zip meteen van de daken gaan jubelen.

Dubbele portie hormonen

Vanwege de dubbele portie hormonen in mijn lijf was ik in die weken waanzinnig moe en continu kotsmisselijk. Maar op alle momenten dat ik mijn ogen open en mijn maaginhoud binnen kon houden, verdiepte ik me in dubbelvoeden, tweelingouderforums, grote auto's en verkoopadressen voor tweedehands tandemwagens.

Toen ik voor het eerst een echo bij de gynaecoloog kreeg, constateerde deze man, gespecialiseerd in tweelingen, dat het ene kindje een stuk kleiner was dan het andere. "Het zit wel te bewegen," zei hij tegen zijn co-assistente (tegen wie het kennelijk prettiger praten was dan tegen mij). En hij zoomde in op een mini-mens waaraan nog geen duidelijke ledematen te onderscheiden waren, maar dat met een al wel beschikbaar hoofdje en rompje lekker zat te swingen en overduidelijk veel zin in het leven zat te hebben.

Toen ik weer van de onderzoekstafel af was geklommen, kreeg ik te horen dat zo'n lengteverschil tussen kindjes aan het begin van de zwangerschap zeer ongebruikelijk is, dat de gynaecoloog me 50% kans gaf dat het kleinste kindje het zou redden, en dat ik dus nog maar niet van de daken moest schreeuwen dat ik een tweeling kreeg. Ik heb er geen seconde spijt van gehad dat ik dat allang gedaan had.

Paniekzaaierij bij echo's

Twee weken later moest ik terugkomen; een verloskundige zou hem dan vervangen omdat hij met vakantie ging.

Ik wist in die tussentijd zeker dat mijn kind niet dood zou gaan, aangezien zoiets alleen andere mensen overkomt. We hadden al zo vaak verhalen gehoord over paniekzaaierij bij echo's. Bovendien had ik al zo vaak vóór deze zwangerschap gefantaseerd wat ik op het geboortekaartje van een tweeling zou zetten: het moest gewoon zo zijn. Dus verzon ik alvast vier peetouders, vier voornamen, etcetera, etcetera.

Bij de volgende afspraak was mijn man weg voor zijn werk, en zat ik me op te vreten in de wachtkamer, omdat het spreekuur ruim een uur uitliep. Ik werd er dwangmatig van: "Als ik dit Margriet-artikeltje nog heb uitgelezen voor ik aan de beurt ben, dan is alles goed." Ik las tientallen artikeltjes.

"Nee, dat is niks meer"

Toen de vervangende verloskundige uiteindelijk hoorde wat er aan de hand was, zei ze dat ze hier geen uitspraak over mocht doen. De volgende tien minuten zat ze te bellen. Ze moest praten als Brugman om een gynaecoloog naar boven te krijgen, want degenen die geen bevalling aan het doen waren zaten te lunchen.

Ik mocht vast op de onderzoekstafel gaan liggen, en zij bracht de grote Pip in beeld, maar ik was maar matig geïnteresseerd in diens (intussen ontstane) spartelende armpjes en beentjes. De gynaecoloog was binnengekomen en ik vroeg: "Maar die andere?" De gynaecoloog zoomde in op een klein wit vlekje in een zwart rondje, en schudde zijn hoofd. "Nee, dat is niks meer."

Leven en dood vlak naast elkaar

Ik was nog net geen drie maanden zwanger, en dus was dit ook nog riskant voor het andere kindje, zo kreeg ik te horen. Zip zou afgestoten kunnen worden, en dat zou de baarmoederwand kunnen irriteren. Als ik bloedverlies of krampen kreeg, mocht ik meteen bellen, dag en nacht. Anders kon ik over twee weken terugkomen.

De twee weken die volgden, zijn het beste te omschrijven als één grote buikkramp. Omgeven door een oceaan van tranen zoals alleen een zwangere vrouw ze huilen kan. Het was een absurd gevoel om leven en dood vlak naast elkaar in je buik te hebben. Maar er kwam geen bloedverlies.

Altijd bij mij

Toen ik op de afgesproken datum mijn eigen gynaecoloog terugzag, wilde hij graag weten welke gynaecoloog mij foutieve informatie had gegeven. Hij had nog nooit meegemaakt dat in een geval zoals het mijne, het overleden embryo afgestoten werd: het zou gewoon opgenomen worden door mijn lichaam. Zoals wel vaker voorkomt na stress-volle situaties, had ik grote moeite met het geven van een signalement van de dader.

Bij een laatste controle door de gynaecoloog bleek Zip inderdaad langzaam kleiner te worden. Daar was ik blij om: dit kindje zou altijd bij mij blijven. Ik ging daarna gewoon naar de verloskundige; huilend bij de eerste afspraak om het definitieve einde van mijn tweeling-zwangerschap.

Vanishing twin syndrome

Toen ik via Internet uiteindelijk ontdekte dat ik een 'vanishing twin syndrome' had meegemaakt, kwam ik ook te weten dat dit heel frequent voorkomt, meestal onontdekt.

Ik vind het een absurd idee dat ik, zonder die vroege echo, nooit van het bestaan van Zip geweten zou hebben. Ik zou alleen geroepen hebben: "Bij onze Pip was ik in het begin toch mísselijk...!" Maar ik zal nooit over mijn lippen krijgen: "Ik wou dat ik het nooit geweten had." Dat is verloochening.

Unique loss

'A unique loss' noemde een Amerikaanse site het verlies van een vanishing twin. En dat is het. Vergelijkingen met een miskraam lopen mank.

Ik weet nog dat een vriendin het bij haar miskraam zo moeilijk vond om 'de uitgerekende datum' uit haar hoofd te zetten. Om de voorstelling 'Deze zomer zit ik met mijn dikke buik in de zon' te laten varen.

Maar mijn uitgerekende datum víel niet weg. Ik bleef zwanger. Desondanks viel mijn droom van een tweeling wel aan diggelen. En daarom word ik nog altijd vreselijk sikkeneurig van alle reclames, kinderboeken en films waarin tweelingen het stralende middelpunt vormen. Toen ik in een winkel een mevrouw tegen een trotse moeder met twee blozende baby's hoorde zeggen dat ze "er zelf niet aan moest denken", beging ik bijna een moord.

"Wees blij"

Sinds Pip geboren is, gaat het wel stukken beter met me. Veel beter dan ik tijdens de zwangerschap had durven dromen. Want wat ik nu heb, is heel concreet. Wat ik had kúnnen hebben, wordt steeds abstracter.

Ik ben gigantisch gelukkig met mijn drie musketiers. Maar toch ben ik nog steeds boos om het troostend bedoelde: "Wees blij dat je er nog eentje krijgt", dat ik tijdens mijn zwangerschap regelmatig te horen kreeg. Dat is maffe 'ik heb al een boek'-logica, die suggereert dat meer dan één kind toch maar meer van hetzelfde is.